Prenten en gravures waren een democratisering in de kunst. Eenrichting sociale media vanaf (grofweg) de zestiende eeuw. Met zijn groot ego zag James Ensor daarin een kans om zijn ‘genie’ te verspreiden maar evenzo manipuleert hij een populair medium tot exclusieve hebbedingen voor kapitaalkrachtige verzamelaars.
Het vel van een kalfje, een lap scharlakenrood satijn, papierbladen met dunne/dikkere korrel, in licht blauw of groen, rode, bruine inkt… James Ensor (1860-1949) experimenteerde ermee uit kunstzinnigheid of om kopers aan te trekken. Het is tegenstrijdig met de essentie van gravures: namelijk meerdere oplages van éénzelfde beeld en dat in tegenstelling tot een uniek schilderij of aquarel of tekening. Het is vooral via prenten dat we Brueghel de Oude kennen.
Brueghel, Rembrandt, Rubens… allemaal produceerden ze ‘goedkopere’ prenten. De prenten van Rembrandt ging Ensor overigens met Mariette Hannon in het Brusselse Prentenkabinet bewonderen. Het stimuleerde zijn goesting om ook te proberen. Al was hij er niet zo handig in en liet hij zich bijstaan door Theo – en zelfs Mariette – Hannon voor het kiezen en bewerken van de koperen platen. Zelf kraste hij als met een spijker in de plaat, vertelde een getuigde.
Het etsproces is grotendeels nog altijd hetzelfde als indertijd: op een koperen plaat wordt eerst een laag vernis/was aangebracht waarin een tekening wordt ‘gekrast’. De plaat wordt vervolgens in een bijtend zuurbad – salpeterzuur bijvoorbeeld – gedompeld. Technisch vereist het vaardigheid: de diepte van de inkerving, de duur van behandeling, de dikte van de inkt, het nastreven van licht en donker (waarin Rembrandt zo meesterlijk was), het proefdrukken… En dan kan ook het experimenteren beginnen: het futselen, het spelen, het wegvegen van inkt waarmee de plaat werd ingewreven, de wijzigingen… Dat maakt dat niet elke afdruk van een plaat dezelfde hoeft te zijn: de diverse ‘staten’ van een ets.
Ensor begint pas laat als twintiger aan zijn prenten. Hij ‘spiegelde’ ook niet. De afdruk op papier (of een andere drager) is immers altijd een averechts beeld.
Dat is duidelijk bij een van zijn eerste prenten: een zelfportret Mijn geskeletteerd portret (1889). Dat werd gemaakt op basis van een foto aan het buitenraam van het Brusselse huis van de familie Rousseau-Hannon. Mariette Hannon komt even piepen, maar haar heeft Ensor uit zijn prent weggelaten.
Be-kok-stoven
Na het aftasten van grijsschakeringen in zijn afdrukken, waagt Ensor zich aan kleur. Geen kleurendruk maar wel het eigenhandig inkleuren van zijn zwart-wit druk. Bijzonder exclusief.
Een van die merkwaardige ingekleurde drukken is Les cuisiniers dangereux (de gevaarlijke koks) uit 1896. Hiermee wraakt Ensor – jaren na datum – Edmond Picard en Octave Maus en het hele kunstwereldje. Die kunstpausen-juristen-steunpilaren van de kunstkring Les XX (De Twintigers, evenzoveel als er Belgische kunstenaars bij betrokken waren) stoofden kunstenaars gaar om ze voor te schotelen aan een gezelschap kunstcritici. Centraal – natuurlijk – prijkt een visschotel met de kop van James Ensor. ‘Art Ensor’ staat op het bordje. Het is een fonetische zinspeling met ‘Hareng Saur’ (zure haring).
De opdienende kok is Octave Maus die schilderijen van Ensor geweerd had op de tentoonstelling van Les XX. De kunstkring die Ensor nota bene zelf mede opgericht had. De andere kok, Edmond Picard, heeft het hoofd van schilder Guillaume Vogels, vriend van Ensor, in de pan liggen en hij priemt een braadvork in de richting van collega-schilders Theo Van Rysselberghe en Georges Lemmen. Op de grond krabbelen de kunstenaars Charles Van der Stappen en Henry de Groux. Aan het plafond hangt een gepluimde kip: schilderes Anna Boch.
De kunstbrij
Aan tafel wachten een keure van kunstcritici. Dichter-schrijver Emile Verhaeren kotst het nog lege bord van collega Max Schulzberger vol. Vriend van altijd Théo Hannon is zo misselijk dat hij zich de trap op spoedt naar de 100, het kleine kamertje. Maar aan zijn lange, witte hemd is duidelijk te zien dat hij het sanitair niet tijdig bereikt.
Met deze wrange spotprent bekritiseert de zich miskend voelende Ensor de kunstorganisatoren die de nieuwlichters in de laat negentiende-eeuwse kunst wilden zijn. Zo vooruitstrevend waren Les XX echter niet; eigentijds dat wel. Al eind achttiende en begin negentiende eeuw waren er reeds tegenbewegingen tegen de academische kunstuitingen. In de jaren 1850-1860 werden in Brussel vroege anti-tentoonstellingen tegen de officiële kunstsalons gehouden. Zonder een toelatingsjury, met feestelijke banketten en vrolijke nevenactiviteiten. Zo vernieuwend waren Les XX dus niet.
Zo vertelt elk beeld een sappig, verborgen verhaal. Kijken is dan zien en nadenken.
De catalogus met achteraan een lijst van termen over grafische technieken is een uitgave van Hannibal Books.
Even om de hoek ligt het Modemuseum. Daar loopt een verrassende, speelse en verwonderende tentoonstelling met drietalige zaalteksten over Maskers en Make up. Hoe maken we onszelf op? Hoe tonen we ons? Er hangt zelfs een portret door Ensor van… Keetje Tippel/Neel Doff, wel op leeftijd.