Nu Dries van Agt is overleden, heeft Nederland nog maar één ex-premier, namelijk Jan Peter Balkenende. (Mark Rutte, zeg ik er voor de zekerheid bij, is nog steeds minister-president, zij het demissionair).
Balkenende was gedurende enkele jaren razend populair. De CDA’er dankte die status vooral aan zijn enigszins stuntelige voorkomen. Anders dan tijdgenoten als Pim Fortuyn was hij geen glamourfiguur. Met zijn onmodieuze kapsel, zijn suffe brilletje, hakkelige manier van spreken en studentikoze grappen, leek hij een doodgewoon mens, iemand die je buurman had kunnen zijn.
Als het uitkwam speelde hij handig in op zijn imago van antiheld, bijvoorbeeld door te koketteren met zijn gelijkenis met Harry Potter, met wie hij tot vervelens toe werd vergeleken. Zo poseerde hij voor een foto van zichzelf naast het portret van de kinderboekenheld met als onderschrift ‘Zoek de verschillen’. Dat hij daarnaast ideeën had over het herstel van normen en waarden sprak veel kiezers extra aan. Ook zij waren van mening dat de maatschappelijke tolerantie te ver was doorgeschoten.
1-aprilgrap van het Jeugdjournaal over premier Balkenende (2003)
Gereformeerd milieu
Balkenende werd geboren in 1956 in het Zeeuwse Kapelle in een gereformeerd milieu. Hij studeerde geschiedenis en rechten aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, aan welke instelling hij later bijzonder hoogleraar christelijk sociaal denken werd (in deeltijd). Hij zat ook jarenlang in de gemeenteraad van Amstelveen. Daarnaast was hij stafmedewerker van het Wetenschappelijk Instituut van zijn partij in Den Haag.
In 1998 werd hij in de Tweede Kamer gekozen. Hij promoveerde meteen tot financieel woordvoerder. Het CDA beschikte destijds over 29 Kamerzetels. Tegenwoordig zou de partij dat heel veel vinden, maar destijds verkeerde ze in een diepe bestaanscrisis. Ze had twee verkiezingen achter elkaar flink verloren (in 1994 had ze nog 54 zetels gehad) en zat al twee kabinetsperiodes in de oppositie. Het leek afgelopen met de christendemocratie. Paars (PvdA, VVD, D66) was oppermachtig en wekte de indruk tot het einde der tijden aan het bewind te zullen blijven.
Door interne strijd werd Balkenende in 2001 fractievoorzitter, en daarmee ook partijleider. Hij profileerde zich met zijn ‘gewoonheid’, maar ook met pleidooien waardoor kiezers het gevoel kregen dat hij terug wilde naar de ‘veilige’ jaren vijftig. De tijd dat de maatschappij nog overzichtelijk leek, mensen verantwoordelijkheid voor elkaar voelden, ministers met ‘excellentie’ werden aangesproken en de criminaliteit beperkt bleef tot af en toe een inbraakje.
Fortuyn
De opkomst van Fortuyn speelde Balkenende in de kaart. Die verzette zich net als hij tegen de toenmalige oppermacht van Paars. Balkenende viel Fortuyn niet aan en wist daardoor te profiteren van diens charisma. Kiezers die het gehad hadden met de coalitiegenoten, maar de ‘Goddelijke Kale’ een tikketje te wild vonden, zochten hun heil bij het CDA. Die partij had een degelijke, licht conservatieve reputatie en sloot zo toch min of meer aan bij de Fortuyn-revolutie.
Bij de verkiezingen van 2002 haalden de christendemocraten 43 zetels, een winst van 14. Ze werden daarmee ruimschoots de eerste partij. In één klap had Balkenende zijn CDA er weer bovenop geholpen. De paarse bondgenoten, zeker de linkse, hadden daarentegen flink verloren en moesten zich gedeisd houden.
Het kabinet Balkenende I kwam tot stand. Daarin zaten naast het CDA ook de LPF (die enkele dagen na de moord op Fortuyn met 26 zetels als tweede was geëindigd) en de VVD (met 24 zetels een verliezer van de verkiezingen, die in elk geval pro forma overgehaald moest worden tot het dragen van regeringsverantwoordelijkheid).
Vooral door geruzie in de LPF viel dit kabinet al snel. Met uitzondering van overgangskabinetjes bleef zelfs geen enkel naoorlogse ministersploeg korter in het zadel. Al na 87 dagen moest ze haar ontslag aanbieden, nadat de LPF-ministers Eduard Bomhoff en Herman Heinsbroek elkaar (en de rest) aan de lopende band het leven zuur hadden gemaakt.
Aantrekkingskracht
Balkenende bleek desondanks zijn aantrekkingskracht op het electoraat allerminst verloren te hebben. Bij nieuwe verkiezingen, begin 2003, haalde zijn partij 44 zetels, 1 meer nog dan bij de vorige stembusgang. Normaal gesproken zou hij een coalitie hebben moeten vormen met de PvdA, die onder leiding van Wouter Bos knap terug was gekomen tot 42 zetels. Maar door gebrek aan ‘chemie’ tussen Balkenende en Bos liep de formatie op niks uit.
Balkenende had zijn voorkeur voor een voortgezette samenwerking met de VVD nooit onder stoelen of banken gestoken. Alleen: het CDA en de VVD hadden onvoldoende zetels voor een Kamermeerderheid. Uiteindelijk werd D66 bereid gevonden die te leveren.
Ook Balkenende II was geen groot succes, al hield dit kabinet het veel langer vol dan zijn voorganger. Steun aan de Amerikaanse Irak-oorlog zorgde voor veel kritiek en de niet altijd even behendig opererende Balkenende kreeg ook te maken met gedonder in het koningshuis (Mabelgate). In 2004 werd de premier bovendien in het ziekenhuis opgenomen met een levensbedreigende voetinfectie, waardoor hij een tijdje uit de running was. VVD-vicepremier Gerrit Zalm nam het premierschap waar. Tegenover media liet hij pesterig weten dat dit hem weinig moeite kostte.
Balkenende II kwam tenslotte ten val doordat de populaire VVD-minister Rita Verdonk (Vreemdelingenzaken) het Kamerlid Ayaan Hirsi Ali (ook VVD) in eerste instantie het Nederlanderschap ontzegde omdat zij niet volgens de regels had gehandeld. Dat kwam haar op een motie van afkeuring te staan en het vertrek van de D66-bewindslieden uit het kabinet.
Lubbers
Balkenende bleef niet bij de pakken neerzitten. Na een informateurschap van voormalig CDA-premier Ruud Lubbers werd het minderheidskabinet Balkenende III gevormd, bestaande uit CDA en VVD. Het belangrijkste voordeel boven een demissionaire regering is dat een minderheidskabinet nog een eigen begroting kan opstellen.
Nieuwe verkiezingen vonden plaats in november 2006. Het CDA verloor hierbij licht (3 zetels), maar bleef met gemak de grootste partij. Balkenende moest nu wel met PvdA-leider Bos regeren, want een meerderheid met de VVD was er in geen velden of wegen. Tijdens de verkiezingscampagne had hij Bos nog de voet proberen dwars te zetten, onder meer door hem tijdens een radiodebat ‘U draait en bent oneerlijk’ toe te voegen. Niettemin haalde de PvdA nog 33 zetels. Overigens een gevoelig verlies.
Na enig vijven en zessen kwam het vierde kabinet-Balkenende tot stand. Om aan een Kamermeerderheid te komen zat daarin ook de ChristenUnie.
Balkenende IV werd evenmin als zijn voorgangers een succes. De zeer moeizame verhouding tussen Balkenende en Bos (vicepremier, minister van Financiën) was daar zeker niet vreemd aan. Het kabinet kreeg te maken met een financiële crisis in 2008, maar viel uiteindelijk (in 2010) door onenigheid over de militaire missie in Uruzgan (Afghanistan).
Rampzalig
Weer trok Balkenende de CDA-lijst, al hadden vooraanstaande partijgenoten hem geadviseerd de politiek te verlaten. Het resultaat was rampzalig. De christendemocratisch partij verloor 20 zetels en eindige als vierde partij. Het was (definitief?) afgelopen met het CDA.
Balkenende was op dat moment pas 54. Te jong om op zijn lauweren te gaan rusten. Hij werkte enige tijd als hoogleraar in Rotterdam en is tegenwoordig in dienst van het adviesbureau Ernst & Young. Ook mag hij zich sinds oktober 2022 minister van Staat noemen, zodat hij toch nog een rolletje heeft in de politiek.