Uitgesproken en vaak sterk betrokken politicus van PvdA-huize. Was minister van ontwikkelingssamenwerking in de kabinetten Den Uyl, Lubbers III en Kok I en minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu tijdens Kok II.
Johannes Pieter Pronk werd op 16 maart 1940 in Scheveningen geboren. De jonge Pronk ontpopte zich, onder de hoede van zijn vader, die docent is aan de Lagere Technische School, al snel tot een zeer nieuwsgierige en leergierige jongen. De orthodox hervormde achtergrond van het gezin zorgde ervoor dat Pronk in een bijzonder beschermde omgeving opgroeide, iets té beschermd zou Jan Pronk later stellen, omdat het een uitdagende confrontatie met andersdenkenden in de weg zou staan.
Hij volgde zijn middelbare opleiding aan het Christelijk Lyceum Zandvliet in Den Haag, waar hij geen uitblinkende leerling was, maar waar hij wel een groot organisatietalent ontwikkelde. Samen met Ad Schouten (later kamerlid voor de ARP) richtte hij volleyblaclub Zandvliet op, een vereniging die later nog in de nationale competitie zou opereren. Na in 1957 zijn gymnasium-diploma te hebben gehaald, besloot Pronk, na flink wat overpeinzingen, zich als student in te schrijven aan de Nederlandse Economische Hogeschool in Rotterdam (de latere Erasmus Universiteit). Hij werd actief binnen een gereformeerde studentenorganisatie alwaar hij zich later als voorzitter van een conservatieve kant liet zien; oproepen om de ontgroening af te schaffen werden genegeerd en kledingvoorschriften dienden strikt nageleefd te worden. Na het behalen van zijn kandidaats ging Jan Pronk colleges volgen bij de econoom en PvdA-ideoloog Jan Tinbergen. Tinbergen maakten zich in de jaren na de oorlog sterk voor de internationalisering van verdelingsvraagstukken en pleitte voor een grote herverdeling van welvaart van rijk naar arm.
Pronk nam de wijsheid en ideeën van Tinbergen met zich mee naar zijn politieke loopbaan. Deze nam een aanvang toen hij in 1965 lid werd van de PvdA. Na medewerker aan het Nederland Economisch Instituut te zijn geweest, kwam hij in 1971 als lid van de PvdA-fractie de Tweede Kamer binnen. Binnen deze fractie bestond een duidelijke tweedeling van oudgedienden en Nieuw Linksers, de progressieve stroming binnen de PvdA die in de jaren zestig de partij van binnenuit progressiever, democratischer en ‘linkser’ wilden maken. Ook Pronk behoorde tot deze Nieuw Links-stroming, waartoe ook Relus ter Beek, Wim Meijer en Nieuw Linkser van het eerste uur Hans van de Doel gerekend mogen worden. Pronk wist zich razendsnel de reputatie van lastige, maar vakkundige parlementariër te verwerven, en viel zo al snel in de smaak bij de PvdA-top. Hij kreeg de verantwoordelijkheid over de paragraaf over ontwikkelingssamenwerking van Keerpunt ’72, het verkiezingsprogramma van de PvdA dat gebaseerd was op het kort daarvoor verschenen rapport van de Club van Rome, ‘Grenzen aan de groei’. Het leverde hem de post van minister van ontwikkelingssamenwerking in het kabinet-Den Uyl op.
Linksbuiten
Pronk werd al snel gezien als de ‘linksbuiten’ van het kabinet, altijd meepratend over zaken die geen directe link met zijn portefeuille hadden, en controlerend of Keerpunt ’72 wel naar de letter werd uitgevoerd. Als minister maakte hij ‘self-reliance’ (het doel dat ontwikkelingslanden economisch en politiek op eigen benen moeten kunnen staan) de kern van zijn beleid. Onder zijn bewind namen de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking flink toe tot ongeveer 1 procent van het BBP. Na de voor de PvdA desastreus verlopen formatie van ’77 keerde Pronk terug naar de kamerbankjes, maar werd al snel benaderd voor een functie bij de UNCTAD, de VN-organisatie voor handel en ontwikkeling. Hoewel Pronk niet bepaald stond te springen, accepteerde hij de functie uiteindelijk toch, mede omdat het werk als kamerlid hem maar matig kon interesseren. Een terugkeer in de Nederlandse politiek werd echter uitdrukkelijk open gehouden. Nadat Pronk zes jaar bij de UNCTAD actief was geweest als adjunct-secretaris-generaal, keerde hij in 1986 in de Kamer terug. In deze hoedanigheid schreef Pronk mee aan het PvdA-rapport Schuivende Panelen, waarin de partij op kritische wijze een spiegel werd voorgehouden, waarmee de partij kon gaan bouwen aan ideologische en programmatische aanpassingen om zo terug te keren op het regeringspluche.
Jan Pronk werd in 1989 door partijleider Wim Kok gevraagd als minister zitting te nemen in het derde kabinet-Lubbers, waarin CDA en PvdA zouden gaan samenwerken. Het zouden vier compleet andere jaren worden dan de periode tijdens Den Uyl, toen de begroting voor ontwikkelingssamenwerking enkel leek te kunnen groeien. Nu was het de nog immer niet gestilde bezuinigingsdrift van Lubbers die Pronk tot taak stelde te werken aan een inkrimping van zijn budget. Het kwam hem op felle kritiek vanuit de Kamer en op teleurgestelde reactie vanuit de ontwikkelingsorganisaties te staan. Politiek kon de PvdA echter niet om Pronk heen, zodat hij ook in het eerste Paarse kabinet (1994-1998) minister werd, opnieuw op het departement van ontwikkelingssamenwerking. Dit ministerschap werd gekenmerkt door toenemende mogelijkheden op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, maar ook door enkele grote humanitaire catastrofes (Bosnië, Somalië, Rwanda). Ook in het tweede Paarse kabinet (1998-2002) nam Pronk zitting, ditmaal niet op ‘zijn’ post van minister van ontwikkelingssamenwerking, maar als minister voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu. Met evenveel bevlogenheid wierp Pronk zich op de bescherming van het milieu. Dat hij niet altijd slaagde in deze opzet maakte het volledig mislukken van de door hem geleide zesde VN-klimaattop in Den Haag in 2000 duidelijk; dat hij vervolgens veel waardering kreeg voor de manier waarop hij de top had geleid was niets meer dan een schrale troost.De opkomst van Pim Fortuyn maakte een einde aan zijn ministersloopbaan. Hij werd in 2002 nog wel tot kamerlid gekozen, maar gaf zelf zijn zetel op om ruimte te maken voor een nieuwe generatie politici.
Oude liefde van Jan Pronk
Jan Pronk keerde vervolgens terug naar zijn oude liefde, ontwikkelingssamenwerking, en werd eerst hoogleraar theorie en praktijk van internationale samenwerking aan het Institute of Social Studies in Den Haag, en vervolgens in juli 2004 speciaal VN-gezant voor de Darfur-regio in Soedan. Hij moest deze post in juli 2007 opgeven na kritiek op de Soedanese regering. Pronk was echter precies op tijd terug in Nederland om zich te mengen in de strijd om het voorzitterschap van de PvdA, een strijd die hij uiteindelijk verloor van Lilianne Ploumen.
Bevlogen en betrokken, verafschuwd en geliefd, een drammer en een bijter; Jan Pronk riep altijd gemengde reacties op, waar hij ook opereerde. Vandaag de dag is hij, woonachtig in Den Haag, voorzitter van het Interkerkelijk Vredesberaad.
Lees ook: Geschiedenis van de PvdA
Meer politieke geschiedenis