Operatie Duck
‘Mijn verjaardag. Dag om de bevrijding te herdenken. Zo’n verjaardag heb ik trouwens niet eerder meegemaakt. […] Tweedaagse actie.’
Tegelijk met Evert-Jans drieëntwintigste verjaardag vierde Nederland zijn eerste bevrijdingsdag. In het Amsterdamse Olympisch Stadion keken duizenden mensen toe hoe acteurs het einde van de oorlog naspeelden, terwijl Evert-Jan zich in Nederlands-Indië voorbereidde op zijn eerste meerdaagse actie. Hij zou een compagnie ondersteunen bij de ‘zuivering’ van negen kampongs, oftewel de kampongs ontdoen van ‘kwaadwilligen’.
Evert-Jan en zijn kameraden klommen in een van de trucks die hen om half twee ’s nachts naar de haven Tandjong Priok bracht. De nog overeind staande opslagplaatsen in de haven waren regelmatig het doelwit van Indonesische roofbendes. Ze stalen voedsel, kleding of wapens uit de pakhuizen. ‘Terrorisatie van […] Tg. Priok’ heette het officieel. De bendeleden, die door de Nederlandse soldaten rampokkers of peloppers werden genoemd, hielden zich op in kampongs ten oosten van Tandjong Priok en moesten worden opgespoord.
Hoe een kampong te zuiveren hadden de soldaten gelezen in het instructieboekje Kennis van het V.P.T.L. – Een kwestie van leven en dood! VPTL stond voor Voorschrift voor de uitoefening van de Politiek Politionele Taak van het Leger. De lessen in het boekje waren gebaseerd op de ervaringen van het KNIL in de jarenlange guerrillaoorlog in Atjeh. Zaken die de soldaten in de dagelijkse praktijk zouden tegenkomen kwamen uitgebreid aan bod – huizen omsingelen, wapens zoeken, gevangenen vastbinden – en zodat echt iedereen het kon begrijpen, was elk onderdeel in het Nederlands en het Maleis beschreven en met illustraties verduidelijkt.
Uit het hoofdstuk ‘Hoe doorzoek ik een kamponghuis?’:
‘Een tegenstander, die in een huis wegschuilt, voelt gewoonlijk niet erg veel voor zijn arrestatie. Dus kruipt onze held weg, bij voorkeur op vlierinkjes, onder bale-balés (rustbanken) of in andere rare hoeken. (Let eens goed op die stapel matten en rommel!).’
Op de bijgevoegde tekening is te zien hoe de soldaat het aan moest pakken. Met de loop van zijn geweer prikt hij in de vliering waarop een wat eng, scherp getekend mannetje onder een baal hooi ligt.
‘Een gesmoorde gil na Uw prik zal U waarschuwen, dat daarboven nog “iets” verscholen zit.’
Bij eventuele tegenstand mochten de soldaten niet te wild tekeergaan:
‘En maak er in ’s hemelsnaam geen Chinees Nieuwjaar van! […] Enkele goed gerichte schoten moeten voldoende zijn.’
Met die kennis scheepten de militairen in op een van de drie landingsvaartuigen. Ze zouden de kampongbewoners vanaf zee verrassen. ‘Operatie Duck’ was begonnen, zo genoemd vanwege de aanval vanaf het water. Evert-Jan stond in het open, rechthoekige schip te wachten tot ze het oostelijke gebied bereikten.
‘[Om] ongeveer 6 uur zagen we de kust van het te zuiveren gebied.’
Door de vlakke bodem kon het landingsvaartuig normaal gesproken gemakkelijk het strand op glijden, maar het lage tij dwong het al eerder te stoppen. De klep aan de voorkant van het schip ging neer en de troepen sprongen in het water. Nat tot aan zijn middel, maakte Evert-Jan zijn riem los en hield die boven zijn hoofd om de handgranaten en munitie die eraan zaten droog te houden. De soldaten bereikten een kali aan de westelijke zijde van een van de kampongs. Met aan de oever van de kali gelegen prauwen voeren ze naar de overkant en slopen ze de kampong binnen. Ze waren beducht op de nodige tegenstand, maar ontdekten een verlaten kampong. Blijkbaar waren de bewoners voorbereid geweest op hun komst.
‘Wat handgranaten en Japanse patronen werden gevonden, wat deels vernietigd en deels meegenomen werd.’
De soldaten overnachtten in de kampong. Bij het vallen van de avond bleken de ‘peloppers’ niet zo ver weg te zitten. Vanaf de overkant van de kali klonken schoten.
‘Heel duidelijk konden we een Japans mitrailleur onderscheiden, waar een goed schutter achter lag.’
Maar de Nederlanders beschikten over veel meer mitrailleurs en mortieren. Zonder problemen sloegen ze de aanval af. De volgende ochtend vertrok Evert-Jans groep naar een naburige kampong. Ook hier was bijna iedereen verdwenen, schreef Evert-Jan:
‘De mannelijke bevolking was zogenaamd allemaal naar de pasar [de markt], misschien uit angst.’
Bij het doorzoeken van de kampong waren de militairen aan bepaalde gedragsregels gebonden. Een van Evert-Jans belangrijkste taken als lid van de Militaire Politie was het controleren van collega-militairen. ‘De M.P. is ingedeeld om toe te zien op het optreden van de troep.’ Aan zijn ouders schreef hij:
‘Wij gaan altijd mee om de vernielzucht en hebzucht van verkeerde soldaten tegen te gaan. Ons werk is nog niet zo gek.’
Toen enkele soldaten een achtergebleven zieke man wilden meenemen voor verhoor, grepen de MP’ers bijvoorbeeld in. Deze man was te verzwakt voor een arrestatie.
‘Verboden werd om op vluchtelingen te schieten,’ schreef Evert- Jan. Wat hij niet opschreef, is dat niet iedereen zich daaraan hield. Soldaat Cor Rekelhof nam deel aan dezelfde actie, zo lees ik in zijn memoires:
‘Er wordt vuur uitgebracht op een paar vluchtende inlanders die de kali proberen over te zwemmen. Ze verdwijnen onder water en worden door de stroom meegevoerd.’
Rekelhof beschreef ook hoe de mannen rondhingen in de kampong.
‘De hele dag doen we het rustig aan. Er is rijst, dus maken we een vuurtje en stomen het gaar. Vlees is er genoeg. We vinden pannen met kippen en hanen en zelfs een hele geit aan het spit. Ik kluif aan een stuk haan.’
Het was verboden om andere spullen dan wapens in beslag te nemen, maar dat gebeurde wel:
‘Het huis is net verlaten, want de hangklok loopt nog en is strak opgewonden. De klok nemen we mee naar het kamp.’
De top van het leger ageerde fel tegen ditsoort ‘souveneering’. De hoogste legercommandant, generaal Simon Spoor, zou zijn manschappen later meermaals instrueren dat dit ‘onder geen enkele omstandigheid’ was toegestaan. Met het meenemen van eigendommen van de bevolking zouden de Nederlandse soldaten ook hun steun verliezen.
Evert-Jan en zijn collega-MP’ers hebben niet alles wat er gebeurde meegekregen, want het was een uitgebreide actie, verspreid over negen kampongs. Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat Evert-Jan hier niet het achterste van zijn tong liet zien, want daarvoor verschillen zijn verslag en dat van Rekelhof te zeer. Volgens Evert-Jan nam het peloton zijn taak uiterst serieus, terwijl Rekelhof een veel losbandigere stemming beschreef:
‘Binnen een half uur is de zaak bekeken en nemen we het ervan. We installeren ons in de huizen en zoeken alles na om te zien of er nog iets van onze gading is.’
Het schieten op vluchtelingen benoemde Evert-Jan ook niet, alleen de strafbaarheid ervan. Zou hij het bewust hebben weggelaten? EvertJans broer Gerrit-Jan liet immers in een van zijn brieven merken dat niet alles verteld hoefde te worden:
‘Maar wat ik jou hier geschreven heb laat dat s.v.p. niet over het water waaien dat ze het bij ons thuis gewaar worden, want je snapt toch wel dat ik het daar zo niet naartoe schrijf als naar jou. […] En nu wil ik ook gaarne hebben dat jij het ook niet doet. Dat is afgesproken hè?’
Gerrit-Jan herhaalde de afspraak nog maar eens in een volgende brief:
‘Maar naar huis schrijf jij ook niets, nou dat is maar goed. Het wordt door ons beide goedgekeurd, dus het zal ook wel goed zijn.’
De broers pasten dus beiden de nodige zelfcensuur toe, in ieder geval in de brieven naar het thuisfront. Daarom vermoed ik dat het dagboek niet het hele verhaal vertelt, waardoor andere bronnen, zoals de memoires van iemand als Cor Rekelhof, cruciaal zijn om niet verblind te raken door de eenzijdigheid van Evert-Jans perspectief.
De officiële militaire verslagen van 5 en 6 mei zorgen in ieder geval niet voor de verheldering waar ik op hoopte. Een luitenant vermeldde nog wel:
‘Tijdens de bezetting van de kampongs bleek dat men het niet te nauw nam met de eigendommen van anderen, zo werden o.a. een geit en kippen geslacht.’
Verder tonen de verslagen slechts de militaire suprematie van de Nederlanders: ‘Eigen verliezen: 1 gewonde.Vijandelijke verliezen: 26 dooden, 10 lichtgewonden, 2 zwaargewonden, 43 gevangenen.’
Boek: Tabé Java, tabé Indië – Ronald Nijboer
Lees ook: Waarom wij zo weinig van de oorlog in Indonesië afweten