België, en voornamelijk Brussel met zijn talrijke vestigingen van gerenommeerde chocoladehuizen, heeft al decennialang een grote wereldfaam voor wat het maken van ambachtelijke chocoladeproducten betreft en het op de markt brengen van handgemaakte luxepralines. De komst van de Neuhaus-dynastie die later begin twintigste eeuw in onze landstreken de praline introduceerde, is daar zeker niet vreemd aan. Het verhaal:
Hoe het allemaal begon
In 1857 besloot Jean Neuhaus om samen met zijn familie zijn geboortestad Neuchâtel in Zwitserland te verlaten en zich in Brussel te vestigen waar hij in de prestigieuze Koninginnengalerij nabij de Grote Markt een apotheek opende. De verkoop van hoestpastilles, maagtabletten en andere medicinale pillen wou echter niet vlotten, tot hij en zijn zoon Frederich op het idee kwamen om die pillen met een fijn laagje chocolade te omhullen om zo de vaak bittere smaak te verdoezelen en de verkoop te stimuleren. Het plan bleek een schot in de roos te zijn en al spoedig vormde de familie Neuhaus hun apotheek om tot een heuse chocoladesnoepwinkel.
Het verdere succesverhaal
De chocoladewinkel kende de daarop volgende jaren een steeds groter succes, maar de echte doorbraak kwam er in 1912 toen Frederich’s zoon, ook Jean Neuhaus genaamd (1877-1953), het eerste chocolaatje bedacht met een smeuïge, romige vulling. Jean Neuhaus gaf aan zijn chocoladebonbon de naam ‘praline’, een verwijzing naar de zeventiende-eeuwse Franse edelman César de Choiseul, graaf van Plessis-Praslin. Volgens een overlevering zou de brave man aan het einde van zijn leven ernstige spijsverteringsklachten hebben gehad die hij bestreed met een soort bonbon van medicijnen, suiker, amandelen en chocolade. Het verhaal spoorde blijkbaar Neuhaus aan om zijn chocoladebonbon naar Plessis-Praslin te vernoemen.
Een waaier van delicatessen
Algauw werden er door Jean Neuhaus pralines met allerlei andere vullingen en zoetigheden zoals caramel, vanille, noten en marsepein op de markt gebracht. De chocolade lekkernijen werden in een papieren puntzak verkocht en dat bleek al snel geen goed idee te zijn. De onderste pralines in het zakje raakten immers vlug gekneusd en erger, begonnen door de warmte van de handen te smelten en aan elkaar te kleven tot een smakeloze brij.
Ere wie ere toekomt
Het was Louise Agostini, de echtgenote van Jean Neuhaus, die uiteindelijk een oplossing vond voor het probleem. Ze bedacht een afsluitbaar kartonnen doosje dat ze ballotin noemde. Voor de vorm liet ze zich inspireren door een juwelenkoffertje dat ze van haar man ten geschenke had gekregen. De ballotin had het voordeel dat de pralines nu niet meer kriskras doorheen elkander lagen en beschadigd raakten, maar netjes rij per rij gerangschikt konden worden in een handige meeneembare verpakking.
Jean Neuhaus vergat evenwel in zijn enthousiasme over de vondst van zijn vrouw om een octrooi op het doosje te nemen, waardoor de ballotin de dag van vandaag in de meest uiteenlopende formaten en kleuren door zowat alle chocoladefabricanten ter wereld wordt gebruikt.
Van chocoladewinkel tot internationaal concern
In de loop der jaren ontwikkelde het bedrijf verscheidene nieuwe pralines zoals de “Bonbon 13” gevuld met een ganache van hazelnoten en rum. De praline wordt nu nog steeds volgens het authentiek recept te koop aangeboden. Ook bij speciale gelegenheden zoals de wereldtentoonstelling Expo 58 creëerde het chocoladehuis twee nieuwe lekkernijen, de met nouga, room en vanille gevulde praline “Caprice” en de “Tentation”, een praline op basis van een nougatinekoekje en koffieganache. ’
Inmiddels is de vroegere chocoladewinkel uitgegroeid tot een bloeiende firma die een driehonderdtal hooggekwalificeerde werknemers in dienst heeft en op vrijwel alle continenten filialen of verkooppunten bezit. In 1997 werd het bedrijf beursgenoteerd en sinds 2000 mag het handelshuis zich beroepen op de titel van hofleverancier van het Belgisch koningshuis.
Moordende concurrentie
Reeds verscheidene jaren stelt men vast dat heel wat buitenlandse bedrijven allerlei chocoladewaren en pralines op de markt brengen met het predicaat ‘Belgian chocolate’. Deze industrieel gemaakte chocoladeproducten die meestal in toeristenshops te koop worden aangeboden, kunnen echter in smaak en textuur niet wedijveren met de ambachtelijk vervaardigde chocolade van de Belgische meester-chocolatiers. De roep om eindelijk komaf te maken met dergelijke oneerlijke handelspraktijken en de Belgische chocoladesector wettelijk en op een sluitende wijze te beschermen klinkt de jongste jaren dan ook steeds luider.