Zien en gezien worden, dat was het motto van de liberale burgerij in de negentiende eeuw. In alle Europese steden ontwikkelden zich plekken die zich leenden als ‘uitstalramen’ van die nieuwe sociale klasse. Zo ook de Brusselse Sint Hubertusgalerijen, een van de eerste overdekte winkelwandeloorden waar ze met hun nieuw verworven status konden pronken.
Niet zwanzen, hé! Zo luidt de (Belgische) uitdrukking die verbazing, twijfel, ongeloof… vertolkt. Vaak draait het rond een grap, een kwajongenstreek. Zwanzers nemen medemensen graag beet. Altijd met een olijke, vaak absurde en toch verfijnde kwinkslag.
Het nog steeds landelijk aandoend dorpscentrum van Haren wordt beheerst door de wit zandstenen Sint-Elisabethkerk waarvan de resten van de twaalfde eeuwse romaanse westertoren later geïntegreerd werden in het gotische godshuis dat in de daaropvolgende eeuwen werd opgetrokken.
De Wetstraat 16 komt als politiek machtscentrum van de Belgische federale regering vaak ter sprake in de media. Niet verwonderlijk, want op dit adres bevindt zich immers het kantoor van de premier, zijn kabinet en kanselarij.
De bekendste Brusselaar van heel de wereld is hij. Het kleine, bronzen ventje dat tegen de wind in pist. De anarchistische dreumes die de goegemeente en dictatoren zwijgend tergt. Een alternatief historisch verhaal over Manneken Pis.
Voor de eerste drie deelnemers van beide wedstrijden waren er prijzen voorzien. De winnaar kreeg een kunstwerk ter waarde van 150 Belgische frank en een vergulden medaille, de tweede een vergulden medaille en de derde een zilveren medaille.
De orde der Dominicanen, ook Predikheren genoemd, werd begin dertiende eeuw naar aanleiding van het Vierde Lateraans Concilie opgericht door de Spaanse priester Dominicus Guzman.
De Nederlandse kunstenares Henriëtte Ronner-Knip (1821-1909) specialiseerde zich in romantische dierschilderingen. Vooral haar schilderijen van katten waren eind negentiende eeuw erg populair.
Niet ver van het historisch centrum van Brussel bevindt zich verscholen achter een huizenrij het Bellonahuis. Het zeventiende-eeuwse pand is van de straatkant niet te zien waardoor zelfs heel wat Brusselaars het bestaan ervan niet afweten.
Lodewijk van Bodegem was samen met onder andere Rombout en diens neef Laurens Keldermans één van de laatste grote architecten en bouwmeesters van de laatgotiek.