Het bijzondere levensverhaal van Ingrid von Oelhafen/Erika Matko is opgeschreven met hulp van Tim Tate en verschijnt komende week bij Harper Collins onder de titel Niemands kind – Ik groeide op in Hitlers project ‘Lebensborn’. Op Historiek een fragment waarin te lezen is hoe Erika als baby in Joegoslavië werd geselecteerd.
Augustus 1942
‘Mannen […] moeten worden doodgeschoten, de vrouwen opgesloten en getransporteerd naar concentratiekampen, en de kinderen weggehaald uit hun moederland en ondergebracht in de gebieden van het oude Rijk.’
– Reichsführer-ss Heinrich Himmler, 25 juni 1942
Cilli, door de Duitsers bezet Joegoslavië, 3-7 augustus 1942
Het wemelde van de mensen op het schoolplein. Honderden vrouwen – jong en oud – hielden de handen van hun kinderen omklemd en probeerden een plekje op het overvolle plein te vinden. Gewapende soldaten van de Wehrmacht keken toe terwijl de gezinnen vanuit de hele regio toestroomden. Deze vrouwen hadden opdracht gekregen van de nieuwe Duitse machthebbers om hun kinderen voor ‘medische onderzoeken’ naar de school te brengen. Bij aankomst werden ze gearresteerd en kregen ze bevel om te wachten. Otto Lurker, de regionale commandant van de politie en veiligheidsdiensten, keek ontspannen en onbewogen toe – zijn handen losjes in zijn zakken gestoken – terwijl het plein volstroomde met gezinnen.
Ooit was Lurker Hitlers gevangenbewaarder geweest; nu was hij de rechterhand van de Führer in Neder-Stiermarken. Hij had de rang van ss-Standartenführer – het paramilitaire equivalent van een kolonel in het leger – maar op die zomerochtend droeg hij een tweedelig burgerkostuum.
Joegoslavië was op dat moment zestien maanden door de nazi’s bezet. In maart 1941, toen Hongarije, Roemenië en Bulgarije zich net hadden aangesloten bij de alliantie van Balkanlanden van het Rijk, had Hitler de heerser van het koninkrijk, regent prins Paul, onder druk gezet om hun voorbeeld te volgen. De prins en zijn kabinet waren bezweken voor het onvermijdelijke en hadden Joegoslavië formeel aan de asmogendheden verbonden. Het door de Serviërs gedomineerde leger organiseerde echter een staatsgreep waarbij prins Paul plaats moest maken voor zijn zeventienjarige neef, prins Peter.
Het nieuws van de opstand bereikte Berlijn op 27 maart. Hitler vatte de staatsgreep op als een persoonlijke belediging en verklaarde Joegoslavië officieel tot vijand van het Rijk. Hij gaf zijn leger bevel ‘om Joegoslavië militair en staatkundig te vernietigen’. Een week later voerde de Luftwaffe een reeks zware bombardementen uit, terwijl infanteriedivisies van de Wehrmacht en tanks van het Panzerkorps een vernietigend spoor door steden en dorpen trokken. Het Joegoslavische leger was geen partij voor de Duitse blitzkriegtroepen; op 17 april capituleerde het land.
De bezettingstroepen gingen direct aan de slag met Hitlers instructie om alle overblijfselen van de staat te ontmantelen. Ongeveer vijfenzestigduizend mensen – voornamelijk intellectuelen en nationalisten – werden verbannen, gevangengezet of vermoord, en hun huizen en andere bezittingen werden aan de nieuwe Duitse machthebbers geschonken. De Sloveense taal werd verboden.
Gedurende de rest van 1941 en de eerste helft van 1942 vochten verzetsgroepen onder leiding van de communist Josip Broz Tito fel tegen de Duitsers. Die sloegen terug met een meedogenloze strafexpeditie: de Gestapo pakte duizenden partizanen en burgers op en deporteerde ze naar concentratiekampen door het hele Rijk. Anderen werden geëxecuteerd als waarschuwing tegen elke vorm van verzet. In negen maanden tijd werden 374 mannen en vrouwen tegen de muur van de binnenplaats van de gevangenis in Cilli gezet en doodgeschoten. Fotografen legden de moorden vast, voor het nageslacht en voor propagandadoeleinden.
Op 25 juni 1942 gaf Heinrich Himmler – de op één na machtigste en meest gevreesde man in nazi-Duitsland – zijn geheime politie en ss-officieren bevel om de partizanen te elimineren.
“Deze operatie bevat elk element dat nodig is om de burgers uit te schakelen die de bandieten hebben gesteund en van middelen, wapens en schuilplekken hebben voorzien. Mannen uit dergelijke families moeten worden doodgeschoten, de vrouwen opgesloten en getransporteerd naar concentratiekampen, en de kinderen weggehaald uit hun moederland en ondergebracht in de gebieden van het oude Rijk. Ik verwacht een bijzonder verslag te ontvangen over het aantal kinderen en hun raciale waarde.”
Tegen deze bloederige achtergrond verzamelden 1.262 mensen – vaak familieleden van mannen die waren geëxecuteerd om als voorbeeld voor de rest van de bevolking te dienen – zich op die ochtend in augustus op het schoolplein, in afwachting van hun lot.
Onder hen bevond zich een familie uit het nabijgelegen dorp Sauerbrunn. Johann Matko kwam uit een gezin van partizanen: zijn broer, Ignaz, was een van de verzetsstrijders die in de gevangenis van Cilli waren gefusilleerd. Johann was naar het concentratiekamp Mauthausen gestuurd. Na zeven maanden in het kamp mocht hij terugkeren naar huis, naar zijn vrouw Helena en hun drie kinderen: de achtjarige Tanja, haar broertje Ludvig – die toen zes was – en de negen maanden oude baby Erika.
Toen de Duitsers hadden vastgesteld dat alle gezinnen aanwezig waren, verdeelden ze hen in drie groepen – kinderen, vrouwen en mannen. Onder toezicht van Lurker rukten de soldaten kinderen uit de armen van hun moeders. Een plaatselijke fotograaf, Josip Pelikan, legde de gruwelijke taferelen vast voor de obsessieve archivarissen van het Rijk. Zijn fotorolletjes lieten de angst en de schrik van de vrouwen en de kinderen zien; op de opnames stonden tientallen peuters die in het schoolgebouw waren opgesloten, in lage hokken met stro.
Terwijl de moeders buiten wachtten, onderzochten de nazifunctionarissen de kinderen. Gewapend met grafieken en klemborden noteerden ze zorgvuldig de gezichts- en lichaamskenmerken van ieder kind.
Dit waren echter geen medische onderzoeken in de gebruikelijke zin; het waren ruwe peilingen van ‘raciale waarde’ die werden gebruikt om ieder kind in één van vier categorieën in te delen. Kinderen die qua uiterlijk voldeden aan Himmlers strikte criteria voor een kind van zuiver Duits bloed, werden in categorie 1 of 2 geplaatst. Deze kinderen werden formeel geregistreerd als potentieel bruikbare toevoegingen aan de bevolking van het Rijk. Kinderen die zelfs maar een spoortje van Slavische trekken hadden – laat staan kenmerken die wezen op een ‘Joodse afkomst’ – kregen de laagste rassenstatus en kwamen terecht in categorie 3 en 4. Zij kregen het etiket van Untermensch en werden slechts geschikt bevonden voor toekomstige slavenarbeid voor de nazistaat.
De volgende dag was deze grove schifting volbracht. De kinderen die in raciaal opzicht waardeloos werden geacht, werden teruggegeven aan hun families. Vierendertig andere kinderen, van jonge baby’tjes tot twaalfjarige jongens en meisjes, werden echter door de Duitsers meegenomen. Onder begeleiding van verpleegsters van het Duitse Rode Kruis (DRK) werden ze in treinen gezet en over de Joegoslavische grens naar een Umsiedlungslager – een doorgangskamp – in Frohnleiten gebracht, bij de Oostenrijkse stad Graz. Daar bleven ze niet lang. Tegen september 1942 had er een verdere selectie plaatsgevonden, deze keer door speciaal opgeleide ‘rassencontroleurs’ uit een van de talloze organisaties die Himmler had opgericht om de voorraad van ‘goed bloed’ te behouden en te versterken.
Neuzen werden gemeten en vergeleken met de officiële ideale lengte en vorm; lippen, tanden en geslachtsdelen werden betast en gefotografeerd om het genetisch kostbare menselijke koren van het minder waardevolle kaf te scheiden. Deze fijnere, meer rigoureuze schifting werd gebruikt om de kinderen opnieuw in de vier categorieën in te delen.
Oudere kinderen die alsnog in categorie 3 of 4 terecht waren gekomen, werden naar heropvoedingskampen in Beieren gestuurd, in het hart van nazi-Duitsland. De beste van de jongere kinderen in de twee hoogste categorieën zouden na verloop van tijd deel uit gaan maken van een geheim project dat door de Reichsführer in eigen persoon werd geleid. De naam van dit project was Lebensborn, en onder de kinderen die hieraan werden toegewezen, bevond zich de negen maanden oude Erika Matko.
~ Ingrid Von Oelhafen & Tim Tate
Boek: Niemands kind – Tim Tate & Ingrid Von Oelhafen
Ook interessant: “Aktion T4” – Het nazi-eugenetica programma