Om de twee jaar wordt de Carnegie Wateler Vredesprijs uitgereikt aan een persoon die zich heeft ingezet voor de wereldvrede. Het is het Nederlandse broertje van de Nobelprijs voor de Vrede. Carnegie is als filantroop en financier van het Vredespaleis een bekende figuur, maar wie was Johan Wateler?
Alhoewel de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog de meeste Nederlanders bespaard bleven, maakten ze wel indruk op betrokken burgers uit die tijd. Onder hen was de in 1857 geboren Haagse bankier Johan Wateler. Om op zijn manier iets te doen, bepaalde hij in 1916 dat naar voorbeeld van Alfred Nobel en Andrew Carnegie zijn erfenis ten goede kwam aan een fonds voor een naar hemzelf vernoemde vredesprijs.
Het doel van zijn vredesprijs was de bevordering van vrede en voorkoming van oorlog. Mensen uit binnen- of buitenland die door woord, daad of voorbeeld daaraan bijdroegen, kwamen in aanmerking voor de geldprijs.
Nu was Johan Wateler qua vermogen maar een dreumes vergeleken met zijn buitenlandse voorbeelden, maar als belegger en directeur van de Oranje-Nassau Hypotheekbank had hij toch een aardig vermogen opgebouwd.
Bankier en dichter
Net als Carnegie was Johan Wateler van eenvoudige komaf en werkte hij zich op van boekhouder tot bankdirecteur van een prestigieuze bankcombinatie. Met als beschermvrouwe de zelf ook filantropisch ingestelde zus van koning Willem III, prinses Sophie van Oranje-Nassau, pionierde hij met sociale kredietbanken. De bankier verkeerde graag in adellijke en artistieke kringen in het Haagse. Als hij niet bankierde dan vertaalde en schreef hij gedichten die hij vaak opdroeg aan Koningin Wilhelmina.
‘Een volk leeft niet van brood alleen,
En zoo voor d’enklen en voor velen,
Moet er een glans van ’t Schoone spelen
Door ‘tproza van het leven heen!’
(Landsjuweel, 1892)
Maar de ongehuwde Wateler wijdde zich vooral aan de opbouw van zijn vermogen en het prijzengeld. Toen hij op 22 juli 1927 overleed liet hij zo’n 950.000 gulden na, in huidige termen 8 miljoen euro. De Wateler Vredesprijs, later hernoemd tot Carnegie Wateler Vredesprijs, wordt gefinancierd uit de rente die dit bedrag oplevert.
Spoedwet
Na Watelers dood was het echter helemaal niet zeker dat zijn wil zou worden uitgevoerd. In zijn testament liet hij het fonds namelijk na aan de Staat der Nederlanden. Zijn idee was dat naar voorbeeld van de Noorse Nobelprijs voor de Vrede, de Tweede Kamer de prijs zou toewijzen aan een van twee door de regering voorgedragen kandidaten: een uit Nederland en een uit het buitenland.
Het kabinet De Geer (1926-1929) was echter alles behalve blij met deze erfenis. Nederland voerde namelijk een strikte neutraliteitspolitiek. Het door de regering en de Tweede Kamer toekennen van de prijs zou in dat licht voor ongewenste complicaties kunnen zorgen. Premier Dirk Jan de Geer had echter een probleem: het was niet toegestaan om erfenissen aan de Staat te weigeren. Daarom werd er speciaal voor Watelers nalatenschap een spoedwet opgesteld om de erfenis mee af te kunnen wijzen.
Wateler had al terdege rekening gehouden met deze mogelijkheid en had in zijn testament opgenomen dat het fonds in tweede instantie toekwam aan de Carnegie Stichting. Deze stichting heeft als hoofddoel het onderhoud van het Vredespaleis en bijbehorende bibliotheek in Den Haag. Na het nodige gewik en geweeg accepteerde de Carnegie Stichting onder leiding van oud-premier Cort van der Linden in 1930 de opdracht. Vanaf 1931 werd de prijs jaarlijks uitgereikt en sinds 2004 is er een tweejaarlijkse toekenning.
Voor meer achtergrondinformatie over Johan Wateler en de Carnegie Wateler Vredesprijs, lees ‘De Carnegie Wateler Vredesprijs’ van historicus Marten van Harten.