Dark
Light

Mogok, het dal der robijnen van Myanmar

Auteur:
5 minuten leestijd
Grote robijn uit Mogok
Grote robijn uit Mogok (CC BY-SA 3.0 - Rob Lavinsky - wiki)

Mogok lig in een min of meer verloren dal in het huidige Myanmar, dat eens een jachtterrein voor bloeddorstige rovers en wilde dieren was. Buitenlanders hadden hier lange tijd geen toegang en het waren vooral avonturiers en zwarthandelaren die door deze uithoek werden aangetrokken. Ondertussen is het echter ook voor toeristen mogelijk geworden om deze streek te verkennen. Midden in de jungle gelegen herbergt Mogok echter een schat die lang verborgen werd gehouden, een van de meest waardevolle edelstenen, namelijk de felbegeerde robijn.

Sinds mensenheugenis wordt er al gezocht naar robijnen, maar slechts weinigen is het winnende lot gegund en als het ze gelukt is verraden ze het aan niemand. Dan houdt men de plaats geheim waar de robijnen gevonden is. De edelstenen staan synoniem voor koninklijke macht, want het waren alleen de zuiverste robijnen die de kronen van de Birmaanse vorsten sierden, of de tulbanden van de maharadja’s in India, de emirs in Arabië of de sultans in Perzië. En al die robijnen kwamen uit Mogok. Deze regio met zijn weerspannige bevolking moest eeuwenlang vijandelijke invasies doorstaan. In de dertiende eeuw bezette het volk van de Shan, afkomstig uit het noorden van Birma, dit gebied. Zij werden vervolgens verdreven door de Birmaanse koningen omdat die aanspraak meenden te maken op de rijkdommen van het Mogokdal. In de negentiende eeuw waren het de Britten in hun niet aflatende pogingen hun imperium uit te breiden. En in 1962 tenslotte bracht de militaire junta de streek onder haar controle.

Een gewilde bodemschat

Bhupinder Singh of Patiala. De Indiase maharadja’s lieten hun tulbanden versieren met de robijnen uit Mogok.
Bhupinder Singh of Patiala. De Indiase maharadja’s lieten hun tulbanden versieren met de robijnen uit Mogok. (CC BY-SA 4.0 – Historian of Punjab – wiki)
Yedanar Gadigadar ligt een uur verwijderd van Mogok. In een danteske omgeving ploetert de bevolking hier ook nu nog dag in dag uit op zoek naar de edelsteen die het leven van de gelukkige vinder op slag kan veranderen. Sinds de bestuurders hier geen concessies meer verlenen is hun werk echter illegaal. De meest waardevolle stenen zijn juist hier te vinden vanwege de bijzondere geologie. Robijn ontstaat namelijk in combinatie met marmer, dat hier in de bodem rijkelijke voor handen is. Daarnaast moet ook het mineraal korund voorkomen. En als dan ook nog chroom in het marmer weet door te dringen, zodat dit rood kleurt, ontstaat er uiteindelijk robijn.

Vijftien kilometer ten oosten van Mogok rijst de berg Pingu Taung op, bijgenaamd de ‘spinnenberg’. Volgens een plaatselijke legende waakte hier een reusachtige spin over de grootste robijn ter wereld. Het was louter toeval dat de Shan dit fabuleuze exemplaar wisten te vinden. Zo’n achthonderd jaar geleden zagen jagers raven boven de berg vliegen die rode stenen in hun snavels hadden, waarvan ze aanvankelijk dachten dat het vlees was. Ze schonken de stenen aan hun prinsen, die er al snel achter kwamen hoe waardevol ze waren. Zo zouden volgens de overlevering de robijnen ontdekt zijn.

Toen de Birmaanse koningen hier lucht van kregen belegerden ze Mogok en namen de bodemschat van de Shan in bezit. Vanaf die tijd beschouwden ze de mijnen, inclusief de arbeiders, als hun persoonlijk eigendom en hielden er een waar schrikregime op na. Een koninklijk edict uit de zestiende eeuw legde zelfs vast dat robijnen van een bepaalde grootte of waarde het exclusieve bezit van de Birmaanse kroon waren.

Het boeddhabeeld in Mandalay
Het boeddhabeeld in Mandalay (CC BY-SA 3.0 – YashiWong – wiki)

Mandalay

Drie eeuwen lang handhaafden deze vorsten, de een nog roofzuchtiger dan de ander, hun gezag over het dal. Ze noemden zich zelfs ‘heersers van de robijnen’ en gebruikte deze voor pronkvolle sieraden. De plaatselijke bestuurders hielden toezicht op de winning en als het om een koninklijke mijn ging stuurden ze de stenen zelfs direct naar hun vorst. Maar ook als de mijnen in het bezit waren van de inheemse bevolking moest deze de mooiste exemplaren afstaan. De zuiverste robijnen uit Mogok kwamen zo tot de negentiende eeuw terecht in de hoofdstad Mandalay, waar tegenwoordig weliswaar geen vorst meer resideert maar dat nog altijd een religieus centrum is. Een vier meter hoog Boeddhabeeld wordt hier tot op de dag van vandaag door pelgrims vereerd door er velletjes bladgoud op aan te brengen.

Koning Thibaw
Koning Thibaw, de laatste vorst die van 1878 tot 1885 vanuit Mandalay over Birma regeerde en zijn rijkdom ontleende aan de robijnmijnen van Mogok. (CC BY-SA 4.0 – History of the Burmese – wiki)
Om diezelfde reden voorzagen de Birmaanse vorsten het beeld van robijnen, die er nog altijd in grote getalen op prijken. In het koninklijk paleis van Mandalay gaven de vorsten uitbundige feesten en het is ook van hieruit dat de laatste koningen van Birma, Mindon (1808-1878) en zijn zoon Thibaw (1859-1916), hun land regeerden. Met dezelfde hebzucht als zijn voorgangers beval koning Mindon dat er karren vol aarde uit Mogok naar Mandalay gebracht moest worden die hij vervolgens op het binnenplein van zijn paleis hoogstpersoonlijk liet doorzoeken op robijnen. De onderneming liep uit op een fiasco want het was waardeloos zand.

Engelse provincie

Zoveel rijkdom wekte ook de belangstelling van de grote koloniale mogendheden Engeland en Frankrijk. De Fransen probeerden vergeefs om de mijnen onder hun controle te brengen en toen de Britten dat vernamen vielen ze vanuit India het hoogland van Birma binnen om de regio rond Mogok te bezetten. Dat lokte fel verzet uit onder de plaatselijke mijnwerkers. Zij spanden samen met de aanhangers van de afgezette koning die in ballingschap in India leefde. Deze strijd heeft de nodige Britse militairen het leven gekost, waarvan de kruisen op een aantal begraafplaatsen nog getuigen. De gevechten speelden zich vooral af langs de enige weg die in de koloniale tijd toegang bood tot Mogok en waarop de konvooien door verzetsstrijders en rovers werden aangevallen. Door deze hinderlagen werd het steeds moeilijker om er goederen over te transporteren, vooral als het om robijnen ging.

Nadat ze de regio uiteindelijk gepacificeerd hadden richtten de Britten de Ruby Mine Company op om de handel in robijnen onder controle te brengen. Deze confisqueerde de plaatselijke mijnen en verplichtte de bevolking om voor haar te gaan werken. Alle robijnen die ze vonden moesten worden afgestaan aan de onderneming, die op haar beurt de mijnen moderniseerde door elektriciteitsleidingen en wegen aan te leggen. Daardoor veranderde Mogok langzaam in een kleine Engelse provincie, waar zich ook families vestigden die er niet alleen huizen lieten neerzetten, maar ook clubgebouwen met tennisbanen. Het staat nog altijd bekend als de English Quarter, waarvan ook het postkantoor, de kerk en een aantal bestuursgebouwen bewaard zijn gebleven. Voortdurend stelden de Britten alles in het werk om bedrog door de mijnwerkers te verhinderen. Ze namen voorzorgsmaatregelen door zelf aanwezig te zijn bij het zeven van de stenen en de arbeiders maskers te laten dragen zodat ze geen edelstenen in hun mond konden verbergen.

Junta

De Chan Thar Gyi pagode in Mogok waar Boeddha vereerd wordt voor een rijke opbrengst aan robijnen.
De Chan Thar Gyi pagode in Mogok waar Boeddha vereerd wordt voor een rijke opbrengst aan robijnen. (CC BY-SA 3.0 – UThetOo – wiki)
In 1948 werd Birma onafhankelijk, maar al na vijftien jaar werd de regering door een staatsgreep ten val gebracht. Vanaf toen nam de militaire junta de controle over de edelsteenwinning. De recente vervolging van de Rohingya-moslimminderheid heeft tot een internationaal embargo van Myanmar geleid, waar ook de robijnhandel onder te lijden heeft. Toch gelden de robijnen van Mogok nog altijd als de zuiverste ter wereld en floreert de plaatselijke markt hierdoor. De handelaren genieten er een hoog aanzien en als ze er verschijnen werkt dat als een magneet op het publiek dat er zijn stenen wil laten taxeren en verkopen. Zoals eens de koningen van Birma vereren ook deze handelaren Boeddha om in de toekomst van een rijke toestroom aan robijnen verzekerd te blijven. In de pagode van Chan Thar Gyi, direct naast de markt, zijn de schenkingen van deze weldoeners in een schatkamer uitgestald.

Marc Busio (1970) is chemisch technoloog en amateurhistoricus, gespecialiseerd in industrieel verleden. Naast Historiek publiceert hij regelmatig artikelen op zijn eigen website www.fabriekofiel.com en in het tijdschrift 'Erfgoed van Industrie en Techniek'.

Gerelateerde rubrieken:

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×