Al decennialang deden verhalen over de Arthur G. Dozier School for Boys in Florida de ronde. De school, opgericht omstreeks 1900, werd, eigenlijk al vanaf het moment van oprichting, beschuldigd van allerlei misstanden. Zo waren de jongens van de tuchtschool regelmatig slachtoffer van lijfstraffen, seksueel misbruik en marteling, wist men.
Recent onderzoek wees op nog gruwelijkere feiten: rondom de tuchtschool zouden maar liefst honderd stoffelijke overschotten begraven zijn. Of nou ja, ‘begraven’… de lichamen zijn gehaast en stiekem in de grond gestopt om vervolgens snel, en in alle anonimiteit, vergeten te worden. Zodat de jongens niemand meer tot last zouden zijn.
Die schokkende vondst was voor schrijver Colson Whitehead, vooral bekend van zijn eerdere roman De Ondergrondse Spoorweg over het Amerikaanse slavernijverleden, aanleiding om dit lugubere stukje geschiedenis te vertellen.
Martin Luther King
Tallahassee, Florida, 1962. Het zijn de laatste jaren van de Jim Crow-wetten, de wetten die rassenscheiding van blanken en zwarten legitimeerden. Hoewel veel Amerikanen de wetten alvast bij het grofvuil hebben gezet, zijn er nog altijd meer dan genoeg mensen – blanken, natuurlijk – die betekenis en gewicht geven aan de segregatie, die brandstof geven aan de machine van systematische onderdrukking.
We maken kennis met Elwood Curtis, een intelligente, leergierige en ietwat naïeve jongen, die bovendien over een groot rechtvaardigheidsgevoel beschikt. Elwoods ouders zijn op een dag met de noorderzon vertrokken, waardoor hij bij zijn oma opgroeit en door wie hij streng, doch liefdevol wordt opgevoed. Hij gaat braaf naar school en heeft verschillende bijbaantjes. Een gedeelte van zijn loon schuift hij in het huishoudlaatje, het merendeel is spaargeld voor zijn toekomstige studie.
Op eerste Kerstdag krijgt Elwood een elpee – de enige die hij heeft – met daarop krakende toespraken van dominee Martin Luther King. Martin Luther King at Zion Hill, heet de elpee, en het is het beste kerstcadeautje ooit. Elwood luistert aandachtig, telkens weer, naar de woorden van de dominee:
“We moeten geloven dat wij iemand zijn, dat wij ertoe doen, dat wij van waarde zijn.”
Systematische onderdrukking
Op school krijgt Elwood wiskundeles van meneer Holl, altijd voorzien van een kleurrijk vlinderdasje. Op de eerste schooldag geeft meneer Holl zijn zwarte leerlingen de opdracht om alle verwensingen in hun tweedehands studieboeken met zwarte stift onleesbaar te maken. Verwensingen in tweedehands studieboeken? Jawel, de boeken waren namelijk éérst eigendom van blanke schooljongens, die maar al te goed wisten dat hun afgedankte boeken bij zwarte leerlingen terecht zouden komen. En dus de toch al afgetrapte boeken besmeurden met “Val dood, nikker!” en “Zak in de stront, nikker!”
Aangespoord door meneer Holl en geïnspireerd door de toespraken van Martin Luther King groeit langzaam Elwoods eigenwaarde, zijn drang naar vrijheid, zijn onvrede met de status quo. Waarom worden zwarten consequent van scholen, horeca en het openbaar vervoer buitengesloten? Waarom mogen zwarten dingen niet die blanken wél mogen doen? Waarom wordt de systematische onderdrukking van zwarten niet stopgezet?
Het zijn de begindagen van de burgerrechtenbeweging en een gelijke, eerlijke wereld lijkt – eindelijk – écht binnen handbereik.
Nickel Academy
Meneer Holl gelooft dat ook. Hij stimuleert de leergierige Elwood, na het succesvol afronden van zijn schoolcarrière, om naar een goed aangeschreven hogeschool te gaan. Laat je niet definiëren door je huidskleur, maar door je prestaties, is de boodschap. Een wrede speling van het lot gooit echter roet in het eten. Elwood besluit op zijn eerste schooldag namelijk te liften, maar stapt in de auto van een autodief. De chauffeur annex dief wordt opgepakt en Elwood wordt als medeplichtige – als zwart jochie in een gestolen auto heb je per definitie schuld – naar een heropvoedingsschool gestuurd: Nickel Academy.
In Nickel komen zwarte én blanke jongens terecht, die door de maatschappij weggestopt en uitgekotst, verwaarloosd en vergeten zijn. Probleemjongens die voor geen cent te vertrouwen zijn en nauwelijks een nickel waard zijn. Jongens die orde en regelmaat nodig hebben om zo, ooit, heropgevoed en wel, weer hun rentree in de maatschappij te kunnen maken.
Weggelopen
Nickel blijkt eerder een tuchtschool dan een heropvoedingsschool. De regels zijn streng en overtredingen worden keihard afgestraft. Witte jongens krijgen veel klappen te verduren, zwarte jongens nog meer. Sadistische opzichters meppen er met zichtbaar plezier op los. In een vervallen bijgebouwtje, door de zwarte jongens het Witte Huis en door blanken de IJsfabriek genoemd, worden de jongens afgeranseld, mishandeld en verkracht. Bloedspetters aan de witte muren getuigen daarvan.
Bij flinke misstappen – onvergeeflijke overtredingen, in de ogen van de directie – worden de jongens zelfs mee ‘naar achter’ genomen. Weinig jongens keren terug van ‘naar achter’, hoort Elwood al snel van zijn medescholieren. “Weggelopen”, zeggen de Nickel-bazen dan schouderophalend, om de gruwelijke waarheid van moord en doodslag voor de lokale autoriteiten en de onderwijsinspectie maar te maskeren.
Corruptie
Op Nickel trekt Elwood veel op met een andere zwarte jongen, Jack Turner. Elwood en Turner bespreken de laatste schoolroddels, waarschuwen elkaar voor wrede opzichters en fantaseren over hun uiteindelijke vrijlating. En ze gaan samen, onder toeziend oog van een relatief toeschietelijke bewaker, naar Tallahassee om producten en etenswaren, oorspronkelijk bedoeld voor de school, aan lokale hotemetoten te geven. Hen paaien zorgt ervoor dat er nét wat vaker een oogje wordt dichtgeknepen, meent de directie.
Elwood houdt, met de ijver en precisie die kenmerkt, een gedetailleerd overzicht bij van al deze schimmige praktijken, zodat hij die later aan de schoolinspectie over kan dragen. Zo hoopt Elwood – ietwat naïef – dat Nickel van corrupte directeuren gezuiverd wordt en alles weer goed komt. Maar het blijkt dat Nickel je altijd, zelfs na het verstrijken van tientallen jaren, blijft achtervolgen.
Wrok en willekeur
Als lezer kan je niet anders dan intens meeleven met Elwood, die steeds weer het beste van zijn situatie probeert te maken. Opsluiting in Nickel? “Ik blijf hier niet lang.” Mishandeling met een leren riem? “Dat is enkel wrok en willekeur.” Elwood vormt een sterk contrast met de laconieke en nonchalante Turner. Hij is, meer dan Elwood, gepokt en gemazeld door Nickel, en probeert zich daarom constant te onttrekken aan de dagelijkse ellende. Turner sluit zich op in een achterafkamertje, leest stripboeken en rookt sigaretten. Als je onzichtbaar bent, kun je ook niet gepakt worden, lijkt zijn credo. Heelhuids Nickel verlaten is zijn enige ambitie.
Begraven
Met zijn beeldende, haast filmische schrijfstijl weet Whitehead in enkele woorden decors, werelden en levensgeschiedenissen te scheppen. Hij schrijft realistisch en warm, maar met een licht wrange, haast cynische ondertoon. Voortreffelijk in zijn eenvoud, maar tegelijkertijd alarmerend door zijn aangrijpende voorbeelden en zijn oog voor detail.
De schokkende finale, adembenemend verrassend, legt een tot dan toe – zonder al te veel te willen verklappen – half verborgen verhaallijn bloot. Alleen vanwege die plottwist verdient het boek al een tweede lezing, en een derde, en eigenlijk verdient het boek het om door iedereen gelezen en herlezen te worden.
Het boek van Whitehead laat de lezer achter met één prangende vraag: hoeveel meer vergelijkbare gruwelverhalen zijn bewust onder het tapijt geveegd, geheimgehouden en – net als de jongens van Nickel – begraven onder het gewicht van de geschiedenis?
Boek: De jongens van Nickel – Colson Whitehead