Voormalig predikant dr. Maarten Aalders schrijft regelmatig over de kerkgeschiedenis, met name de geschiedenis van de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN). Dit kerkgenootschap – waarvan op het hoogtepunt tien procent van de Nederlandse bevolking lid was – ontstond in 1892 uit een fusie van twee groepen gereformeerden en ging in 2004 samen met de Nederlandse Hervormde Kerk en lutherse gemeenten op in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Door de Eerste Wereldoorlog raakten de Gereformeerde Kerken in het neutrale Nederland in een identiteitscrisis, waardoor enkele interne kwesties op scherp kwamen te staan. In diverse boeken van Aalders wordt ingegaan op deze boeiende materie.
Een onbeheersbare wereld, 1914-1920
“Er zijn momenten waarop een generatie zich plotseling van het crisiskarakter van haar tijd bewust wordt. Dat lijkt het kenmerk te zijn geweest van de jaren 1914-1920. Men moest zich opnieuw oriënteren. Het leidde tot verschillende reacties. Er waren er die zochten naar een nieuw antwoord op de ontwikkelingen in kerk en cultuur, en er waren er die trachtten te behouden wat was verworven. Geelkerken en zijn generatiegenoten wisten en voelden dat er in 1914 een nieuwe tijd begonnen was. De wereld was veranderd, het wetenschappelijk wereldbeeld was aan het veranderen. Zij wrens vastgelopen op het bekende gereformeerde stramien, zij zochten naar vernieuwing en verdieping van het kerkelijk leven, ze zochten naar een werkelijk houvast in een onkenbare en onbeheersbare wereld.” (105,106)
Vervolgens haalt Aalders een treffend citaat aan van de latere zendingstheoloog J.H. Bavinck – een neef van zijn bekende collega Herman Bavinck – die over zijn studententijd tijdens de jaren van de Eerste Wereldoorlog het volgende, in vrij dramatische bewoordingen, neerpende: ‘Het was alsof iets van de absoluutheid, waarmee de vorige generatie gestreden had, onder onze voeten was weggezonken. Velen, ook in onze Kerken, gevoelden zich min of meer onzeker, aarzelend, bang voor groote woorden.’
Crises in de Gereformeerde Kerken
De kerken in Nederland verkeerden in een crisis, mede door de oorlog, wat onder meer tot uitdrukking kwam in cijfers en de kerkelijke praxis. Niet alleen nam de ontkerkelijking in Nederland in het interbellum significant toe, van ongeveer 9 tot 20 procent van de bevolking, ook deden zich enkele kerkelijke conflicten voor in de toen behoorlijk principiële Gereformeerde Kerken.
Zo was er de kwestie-Netelenbos, in 1917, nadat de Middelburgse gereformeerde predikant J.B. Netelenbos was voorgegaan in de Nederlandse Hervormde Kerk in Den Haag. Om deze reden werd de betreffende predikant in 1920 geschorst en afgezet als voorganger in de Gereformeerde Kerken in Nederland. En bekend is ook de kwestie-Geelkerken over de al dan niet letterlijke interpretatie van Genesis 1-3. Deze kwestie speelde in de jaren 1924-1926 en eindigde eveneens in het afzetten van de dienstdoende predikant, na een lange kerkelijke procedure, door de gereformeerde synode.

Een nieuwe kerk: Hersteld Verband
Het blijkt dat in dit nieuwe kerkgenootschap, dat met het blad Woord en wereld ook een eigen geestverwant orgaan had, de onderlinge verhoudingen vaak ook op scherp stonden, de koers betwist werd en de financiële situatie vaak penibel was. Lang hield het kleine kerkje het dan ook niet vol: in 1946 sloot het Hersteld Verband zich vanwege de beperkte financiën en de kleine omvang van de eigen kerk, aan bij de Nederlandse Hervormde Kerk.
Lees ook: Het Nederlands christendom en de Eerste Wereldoorlog
Openingsfoto: De familie Geelkerken. Met in het midden (met bolhoed) predikant Johannes. Bron: dbnl.org
Relevante boeken: