Kruisraketten in Duitsland en België

3 minuten leestijd
Lancering van een Amerikaanse kruisraket - cc
Lancering van een Amerikaanse kruisraket - cc

Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig wilde de NAVO in West-Europese landen kruisraketten plaatsen, als tegenwicht voor de SS-20-raketten die het Warschaupact in Oost-Europa opstelde. Hoewel het NAVO-Dubbelbesluit van december 1979 nadrukkelijk stelde dat dit gepaard zou gaan met onderhandelingen over wederzijdse wapenvermindering, werd in meerdere Europese landen door de vredesbeweging tegen de raketten gedemonstreerd. Volgens een Amerikaanse journalist was het verzet in Nederland heftiger dan elders. Daarvoor bedacht hij de term ‘hollanditis’.

Poster van het Komitee Kruisraketten Nee
Poster van het Komitee Kruisraketten Nee
Waren Nederlanders meer tegen de raketten gekant dan hun buren? In West-Duitsland mocht bondskanselier Helmut Schmidt – overigens de initiatiefnemer van het Dubbelbesluit – voor plaatsing zijn, de bevolking was verdeeld. De nieuwe politieke beweging van de Groenen, die in 1983 als eerste nieuwe partij in decennia in de Bondsdag (federaal parlement) zou komen, steunde voor een groot deel op de vredesbeweging. Veel kiezers en leden van Schmidts eigen partij, de sociaal-democratische SPD, waren tegen plaatsing. Coalitiepartner FDP (liberaal) vreesde dat Schmidt op den duur zelfs de controle over zijn eigen partij zou verliezen. Dit was een van de redenen waarom de FDP in 1982, halverwege de regeertermijn, de SPD inruilde voor de CDU van Helmut Kohl. De FDP betaalde een zware prijs voor die partnerruil. Links-liberale leden zegden massaal het lidmaatschap op en in 1983 kwam de FDP maar net boven de kiesdrempel.

In België was het verzet niet minder heftig dan in Nederland. In 1981 en 1983 hadden de demonstraties tegen de kruisraketten in beide landen een hoge opkomst. Waar in Nederland de protesten wegebden na het daadwerkelijke plaatsingsbesluit, najaar 1985, had België nog een grootscheepse demonstratie in 1987.

Spagaat

Het verschil in opstelling rondom de kruisraketten zou eerder in de regeringen kunnen zitten. In Nederland liep de scheidslijn tussen voor- en tegenstanders van plaatsing dwars door het CDA heen. Een groot deel van de kerkelijke achterban sympathiseerde met de vredesbeweging. Intern was de partij instabiel: in de jaren zeventig waren drie afzonderlijke confessionele partijen opgegaan in het CDA. Hoewel de drie oorspronkelijke achterbannen verdeeld waren, waren de Haagse volksvertegenwoordigers van (gereformeerde) ARP-origine overwegend links en pacifistisch. Zij regeerden liever met de PvdA dan met de VVD. Om die reden weigerde een deel van de CDA-fractie in de Tweede Kamer, aangevoerd door Willem Aantjes (tevens CDA-fractievoorzitter) om het in 1977 gevormde kabinet-Van Agt/Wiegel (1977-1981) volledig te steunen. Deze ‘loyalisten’ behielden zich het recht voor om op punten tegen het eigen kabinet te stemmen.

Zonder de loyalisten zouden CDA en VVD op eigen kracht geen meerderheid hebben. Het kabinet zat hierdoor in een spagaat: internationaal moest het als NAVO-regering het Dubbelbesluit steunen, wat binnenlands politieke zelfmoord kon betekenen. Het definitieve besluit werd overigens pas oktober 1985 genomen. Het toenmalige kabinet-Lubbers I (CDA/VVD) had geen last meer van loyalisten.

De knoop

In België bestond onder de bevolking veel sympathie voor de vredesbeweging, met name onder de jongeren en de vakbonden. De confessionele Christelijke Volkspartij (CVP) worstelde als louter katholieke partij niet met een nog niet afgeronde fusie of met loyalisten. Als middenpartij steunde het echter net zozeer op de confessionele vakbonden als op de confessionele werkgevers. Daarnaast was een deel van de kerkelijke achterban tegen plaatsing.

Wilfried Martens in 1982 (cc - Nationaal Archief)
Wilfried Martens in 1982 (cc – Nationaal Archief)
De toenmalige CVP-partijtop overwoog echter niet om af te zien van plaatsing. Hun aandacht was gericht om binnenlandse onderwerpen, zoals de economische crisis en de spanningen tussen Vlaanderen en Wallonië. Buitenlandse politiek lag simpelweg buiten hun bleekveld. Dit bleek begin 1985, toen de Belgische premier Wilfried Martens (1936-2013) tijdens een bezoek aan de VS te verstaan kreeg dat België de knoop moest doorhakken. Hij dook in het dossier en inderdaad, België bleek zich aan een plaatsingsschema verplicht te hebben. De publieke discussie was al vijf jaar bezig voordat een regeringslid daadwerkelijk de moeite nam dit uit te zoeken!

Mede hierom stelde journalist-historicus Marc Reynebeau het democratische gehalte van het uiteindelijke plaatsingsbesluit in twijfel.1 Dat nam niet weg dat CVP-parlementariërs afstraffing door de kiezer vreesden, toen ze maart 1985 omwille van de partijdiscipline voor plaatsing stemden.2 Premier Martens noemde het ‘de moeilijkste beslissing sinds de Tweede Wereldoorlog’. Desondanks won de CVP december 1985 licht.

Een opvallend verschil: In 1981 en 1983 betraden groene partijen respectievelijk het Belgische en het Duitse parlement. Dit gebeurde in Nederland pas in 1990, toen vier kleinere partijen fuseerden.

De kruisrakettenkwestie heeft iets tegenstrijdigs: in alle drie de landen waren hevige protesten tegen de raketten. Linkse partijen hadden daar oren naar, toch werden bij de verkiezingen confessioneel-liberale kabinetten aan de meerderheid geholpen. Waren de demonstranten niet representatief voor de bevolking of was het kruisrakettenstandpunt uiteindelijk niet doorslaggevend in het kieshokje?

Noten

1 – Marc Reynebeau, Een geschiedenis van België (Tielt, 2003), 363-364. In academische handboeken heb ik die stelligheid nog niet bevestigd gezien.
2 – Marc Lamot in M. Van den Wijngaert en L. Beullens (red), Oost West West Best. België onder de Koude Oorlog 1947-1989 (Tielt, 1997), 149.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×