“Een buitengewoon belangrijk werk dat iedereen moet lezen”. Met deze woorden wordt het boek Landschappen van de metropool van de dood aanbevolen door de Britse historicus Sir Ian Kershaw.
Als schrijver van de fenomenale tweedelige biografie over Hitler is hij iemand wiens mening ertoe doet. Zijn oordeel schept hoge verwachtingen van het boek van de in Nederland vrij onbekende 80-jarige schrijver Otto Dov Kulka. De Tsjechisch-Israëlische geschiedenisprofessor aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem overleefde als jonge jongen het getto Theresienstadt in Tsjechië en het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz in Polen. Dat laatste kamp wordt door hem “de metropool van de dood” genoemd. Zijn herinneringen aan die tijd sprak hij tussen 1991 en 2001 in op band. De uitgeschreven monologen, aangevuld met enkele gedichten en dagboekaantekeningen van na 2001, zijn gebundeld in dit boek.
Decennia zweeg Kulka over zijn kamptijd. Het was pas eind jaren zeventig toen hij, terwijl hij in Polen was voor een congres, voor het eerst terugkeerde naar Auschwitz voor een bezoek aan het voormalige kamp. Het desolate kampterrein van het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau, met de betonnen prikkeldraadpalen en bakstenen schoorstenen als stille getuigen van het verleden, ervoer hij als een kerkhoflandschap. Hij vond er de overblijfselen van het kinderblok, de plek waar hij tussen september 1943 en juli 1944 verbleef. Het maakte deel uit van het zogenoemde familiekamp, dat bestemd was voor gevangenen uit Theresienststadt en een uitzonderlijke positie innam in het kampcomplex. In tegenstelling tot elders verbleven de gevangenen hier in familieverband, werd hun haar niet geschoren en droegen ze hun eigen kleding en niet de gestreepte uniformen. Postkaartjes die de gevangenen verplicht waren hiervandaan te sturen naar achtergebleven familieleden of vrienden moesten de indruk wekken dat het hen goed verging.
Het bestaan van het familiekamp staat in relatie tot het bezoek van een delegatie van het Rode Kruis aan Theresienstadt in de zomer van 1944. Theresienstadt werd door de nazi’s gepresenteerd als een modelgetto, waar Joden een voorkeursbehandeling genoten. Dat het in werkelijkheid een voorportaal was van het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau mocht niet bekend worden. De uitroeiing van de Joden was immers een geheime operatie. Daarom werd in Theresienstadt alles in het werk gesteld om een goede indruk achter te laten. Omdat de kans bestond dat het Rode Kruis ook de plek wilden bezoeken waar de vanuit Theresienstadt gedeporteerde Joden terecht kwamen, werd het familiekamp opgezet. De delegatie van het Rode Kruis was echter zo tevreden over de omstandigheden in Theresienstadt dat ze afzag van een bezoek aan Auschwitz-Birkenau. Al in maart 1944 was de eerste groep Joden uit Theresienstadt vermoord in de gaskamers en in juli 1944 volgde het einde van het familiekamp. Met uitzondering van degenen die arbeidsgeschikt waren, werden alle gevangenen omgebracht.
Dat de privileges van de gevangenen in het familiekamp ondanks de uitzonderingspositie beperkt waren, blijkt uit de herinneringen van Otto Dov Kulka. Hij was er getuige van hoe tijdens liquidaties ook gevangenen uit het familiekamp geselecteerd werden om vergast te worden. Het lukte hem nooit de beelden van de stapels uitgemergelde lijken uit zijn geest te verdringen. Maar in het kamp kwam Kulka via medegevangenen ook voor het eerst in aanraking met de Europese cultuur. Te midden van de ellende en massamoord maakte hij kennis met Beethoven, Schiller, Shakespeare, Dostojevski en andere grootheden. Toen het familiekamp in juli 1944 ontruimd werd, bleven hij en zijn vader (de historicus Erich Kukla) achter in Auschwitz, terwijl zijn moeder werd gedeporteerd naar concentratiekamp Stutthof vlakbij Danzig (tegenwoordig Gdansk) waar zij tijdens een ontsnappingspoging overleed. Otto en zijn vader werden in januari 1945 op Dodenmars gestuurd, maar overleefden allebei de oorlog en emigreerden naar Israël.
Van een boek dat door iedereen gelezen moet worden, mag je verwachten dat het geschreven is op een manier die pakkend is voor een groot publiek. Het moet niet enkel collega-professoren aanspreken, maar bijvoorbeeld ook veelzeggend zijn voor de jonge lezer voor wie het een eerste kennismaking is met kampliteratuur. Daarin slaagt het boek van Kulka niet zo goed. Veel meer dan een weergave van ervaringen en indrukken is het een beschrijving van de innerlijke belevingswereld van de schrijver. Het is zijn manier om zijn kampverleden te verwerken. In het bijzonder zijn dagboekaantekeningen zijn erg surrealistisch van aard. Wat wil de auteur bijvoorbeeld vertellen met zijn beschrijving van zijn droom waarin nazi-arts Josef Mengele rondleidingen geeft aan Israëlische burgers in het voormalige vernietigingskamp? Ook het taalgebruik is niet afgestemd op de doorsnee lezer. Misschien zal de doorgewinterde liefhebber van poëzie en literatuur door dit onalledaagse boek geraakt worden, maar wie een concrete en meeslepend geschreven getuigenis wil lezen van het overleven in Auschwitz kan zich beter wenden tot de klassiekers van Elie Wiesel en Primo Levi. De aanbeveling van Ian Kershaw ten spijt.
~ STIWOT – Kevin Prenger