De halve eeuw rond het jaar 1900 kende grote beroering en maatschappelijke verandering. De kranten stonden bol van de sociale kwestie, schoolstrijd, de opkomst van nieuwe politieke partijen en de strijd om het algemeen kiesrecht. Het feminisme wilde vrouwen bevrijden uit hun opgelegde onmondigheid. Liberalen, confessionelen en socialisten bestreden elkaar maar ook hun eigen afsplitsingen. Het waren vormende jaren voor onze tijd. Geen wonder dus dat het wemelt van de Aletta Jacobs, Treub-, Troelstra- en Talmastraten in ons land en dat ze, anders dan de Smuts- en Verwoerdstraten, onomstreden zijn.
Ik kom hierop omdat de hoofdpersoon in het nieuwe boek De halfbroer van Dolle mina of: de biografie van ‘een edel mensch’ Mr. Hendrik Lodewijk Drucker zo’n magere ‘straatwaarde’ heeft. Als er al Druckerstraten bestaan dan verwijzen ze bijna altijd naar halfzus Wilhelmina Drucker, een invloedrijke feministe.
De Leidse jurist en emeritus hoogleraar Gerrit Jan Veerman, de auteur van deze biografie, vond alleen in Leiden een H.L. Druckerstraat. Wie was Mr. Hendrik Lodewijk Drucker? Hij wordt op zijn vijfentwintigste in Groningen hoogleraar in het Romeinse recht, stoomt door naar Leiden en daarna naar de Tweede en Eerste Kamer. Drucker is twaalf jaar lang fractievoorzitter van de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB). Deze links-liberale partij gaat in 1946 op in de Partij van de Arbeid. Met coryfeeën als Treub, Marchant en Bos had de VDB behoorlijk wat politieke invloed.
Vergeten?
Vergeten en toch een biografie? Het boek over deze jurist-politicus, die drie keer bedankte voor het ambt van minister van Justitie, opent met een inleiding, getiteld: ‘Daarom een biografie van Hendrik Lodewijk Drucker’. Drucker was misschien wel te lief, te professoraal en te weinig alfamannetje om politicus te zijn. Hij gold als ‘edel mensch’, zoals de boektitel luidt, maar wist geen stempel te drukken op partij en tijd. Maar niet elke politicus hoeft toch een lauwerkrans?
Veermans eerste motief voor deze biografie is een beetje een vals spoor, want door Drucker in de titel te presenteren als de halfbroer van Dolle mina suggereert hij een cruciale relatie. Is dat ook zo? Nauwelijks. In de eerste hoofdstukken en het slot komt hun relatie wel aan de orde, maar aangekomen bij de steile carrière van de jurist en politicus komen we Wilhelmina vrijwel niet meer tegen. Ze trokken elk hun eigen spoor. De titel is dus vooral een soort lichtkogel die de volslagen onbekende hoofdpersoon zichtbaarder moet maken.
Het andere motief is wel valide. Drucker – HL dus – was een liberaal met oog voor de problemen van zijn tijd. Recht moest zich aanpassen aan veranderende omstandigheden, vond hij, anders zou de kloof tussen recht en rechtsgevoel te groot worden. Drucker kaartte misstanden aan, zocht naar jurisprudentie, naar regelingen in andere landen en leurde dan met wetsvoorstellen. Zijn stempel drukte hij in 1898 met zijn ‘Ontwerp van wet tot regeling van de arbeidsovereenkomst. In Opdracht van den Minister van Justitie. Door H.L. Drucker’. De Tweede Kamer stemde in 1906 met een ruime meerderheid in, de Eerste Kamer een jaar later. De Vrij Liberale senator Samuel van Houten bromde over de…
‘…vrijzinnig-democratische verdruckering ‘die ertoe leidde dat een stuk burgerlijke wetgeving was gemaakt zonder kritische voorbereiding, met Drucker als auteur, Drucker als president-rapporteur (in de Kamer, JE) en Druckerse journalisten als clacque’.
Het departement moest worden ‘ontdruckerd’, aldus van Houten.
De mopperaar had een punt: Drucker was niet alleen schrijver van het wetsontwerp, maar leidde ook de Kamerbehandeling. Niet erg duaal dus. Overigens ging de Kamer niet over een nacht ijs. Na 22 zittingen waren 30 van de 65 bepalingen besproken!
Onteigening
Ook in de totstandkoming van de Woningwet had hij een groot aandeel. Vanaf de jaren tachtig schreef er over. Hij ging na hoe de belabberde volkshuisvesting elders in Europa was aangepakt, en pleitte voor nieuwbouwvoorschriften en voor het opruimen van de vele krotten. Een juridisch vraagstuk was aan wie de waardevermeerdering van de grond bij nieuwbouw toekwam: aan speculanten of aan de investerende overheid?
Eigendom was voor Drucker niet heilig, onteigening was nodig als het algemene belang dat eiste en schadeloosstelling moest plaatsvinden naar het prijsniveau van voor de prijsstijgingen. Drucker wilde bijdragen aan een verbetering van de volksgezondheid, aan verheffing van de arbeiders en een versterking van hun werkkracht en levenslust. In 1896 schreef hij mee aan het invloedrijke rapport ‘Het vraagstuk der volkshuisvesting’. Dat werd in 1901 omgezet in de Woningwet.
Veerman vlooit zo het juridische en politieke oeuvre van Drucker helemaal door, wat voor niet-juristen soms taaie kost is. Veel begrijpelijker en opvallend modern lijkt zijn pleidooi voor bureaus voor rechtshulp en begrijpelijk taalgebruik. Het Latijn moest in de juridische opleiding en praktijk maar plaatsmaken voor rond Nederlands.
“Onze moedertaal is waarlijk niet zo arm, dat wij ons steeds met Latijnse of barbaarse rechtstermen zouden moeten behelpen.”
In alles, aldus Veerman, streefde Drucker naar vermindering van de maatschappelijke ongelijkheid. Zo hekelde hij erfrechtelijke bepalingen in het Burgerlijk Wetboek (BW) waarin bloedverwanten tot in de twaalfde graad werden erkend en daarna pas de langstlevende echtgenoot. Ook de onmondigheid van de vrouw in het BW was hem een gruwel.
Bangig
Hoe kwam het dat de hooggeleerde Drucker toch altijd bedeesd en zelfs bangig overkwam? Waarom weigerde hij tot drie keer toe een ministerschap? Veerman zoekt naar psychologische motieven. In de eerste hoofdstukken ontvouwt hij het begin van een theorie. Vader en moeder Drucker waren beide immigranten uit Duitsland, zijn vader als welgestelde, niet erg sympathieke zakenman, zijn moeder in eerste instantie als armeluisdochter in een kelderwoning. Vader Louis liet zijn kinderen bijna twee miljoen gulden na, waarvan Hendrik Lodewijk uitermate luxe kon leven. Misschien voelde hij zich daar schuldig over.
De erfenis was echter, aldus de auteur, niet eerlijk verdeeld. Halfzuster Wilhelmina Drucker, die haar achternaam formeel niet mocht voeren, was stink jaloers en schreef in haar nijd een sleutelroman waarin ze haar vader en haar halfbroer wegzette als gierige vrek en onbetrouwbaar sujet. Pas na een schikking werd de zaak gesust. Veerman suggereert dat uit dat onveilige nest de voorzichtigheid, hang naar perfectie en het schuldgevoel voortkwamen.
Bij gebrek aan hard bewijs blijft dat toch speculatief. Veerman verplaatst zich telkens in zijn hoofdpersoon, soms tot in het absurde. Zo schrijft hij bijvoorbeeld dat het bezwangeren van het dienstmeisje door vader (Louis) wel niet goed zal zijn gevallen in het gezin Drucker. ‘In huize Veerman althans zou dat niet het geval zijn’. Grappig, dat wel, maar ter zake? Ook de suggestie dat wraakengel Wilhelmina steeds over W.L.’s schouders meekeek… blijft een vorm van psychologiseren die onvoldoende overtuigt.
Scherpzinnig
Toch is dit een mooi en grotendeels goed leesbaar boek dat je terugvoert naar die decennia rond 1900. Drucker was belangrijker als intellectueel, wetgever en oliemannetje dan als politicus. Het Leidsch Dagblad schreef in 1906 dat het ‘kwaad strijden’ was tegen de scherpzinnige Groningse afgevaardigde Drucker:
‘Hij heeft alle feiten in zijn hoofd, kent al wat over het onderwerp gezegd en geschreven is, en heeft het onmiddellijk bij de hand. Men kan hem niet met een juist woord of verkeerd citaat uit het veld slaan, of hij pakt u aanstonds aan en roept u, nog voor ge uitgesproken zijt, toe dat ge mis zijt; dat ge deze of gene vreemde wet niet kent… dat ge aanhaalt uit een rede van Mei terwijl ge er een van Februari moet hebben’.
Een superieur debater dus, maar geen machtsmens. H.L. Drucker is dus wel een straatnaam waard. Dat Albert Hahn en Johan Braakensiek hem bij leven regelmatig in hun cartoons te grazen namen, is misschien wel veelzeggender.
Boek: De halfbroer van Dolle Mina of: de biografie van ‘een edel mensch’