Loukianos en Homeros
Inleiding
Homeros, hij was de belangrijkste auteur voor de oude Grieken en maakt ook vandaag nog deel uit van de canon van de westerse literatuur. Het zal dus niet verwonderen dat auteurs in latere tijden op zijn werk alludeerden of zijn teksten verwerkten in hun eigen literaire oeuvre. Daarnaast heeft men zo weinig informatie over Homeros’ persoon, dat ook dat een veelbesproken onderwerp is. In dit artikel zal een blik geworpen worden op Loukianos’ omgang met Homeros. Dit artikel valt in drie delen uiteen: eerst en vooral bekijken we in een kort overzicht wie Loukianos en Homeros waren, vervolgens onderzoeken we wat Loukianos schrijft over Homeros zelf om dan ten slotte in een paar van Loukianos’ teksten te ontdekken hoe hij omgaat met Homeros’ epossen, de Ilias en Odyssee.
Loukianos en Homeros zijn eigenlijk twee heel vergelijkbare Griekse auteurs. Het oeuvre van beide auteurs is imposant, maar over hun biografie bestaat grote onzekerheid. Loukianos allereerst kunnen we situeren in de tweede eeuw na Christus en was afkomstig uit Samosata, wat vandaag de dag in zuidoost Turkije ligt. Loukianos schreef in het Attisch Grieks een erg groot aantal teksten die in verscheidene genres ingedeeld kunnen worden. Deze werken zijn satirisch van aard en proberen de lezer dus aan het lachen te brengen. Het is echter moeilijk een grens te trekken tussen wat gemeend is en wat niet. Verder wordt Loukianos ingepast in de Tweede Sofistiek, een literaire stroming die te situeren valt tussen 60 en 230 n.Chr. Kort gezegd declameerden de exponenten van de Tweede Sofistiek ‘showredes’, redevoeringen die niet bestemd waren voor de rechtbank of de volksvergadering, maar puur entertainment boden. Ook voelden de auteurs van deze stroming zich sterk verbonden met de grote auteurs uit het verleden. Loukianos’ lezers moeten zich er dan ook niet over verwonderen dat hij vaak – duidelijk of meer verscholen – alludeert op bijvoorbeeld Homeros, uiteraard dé grootste auteur van de Griekse literatuurgeschiedenis en daarenboven de auteur die het meest geciteerd is door de schrijvers van de Tweede Sofistiek.
Wat Homeros dan betreft, is er nog veel minder biografische informatie te vinden. Zijn naam, afkomst, de tijd waarin hij leefde, het vormt allemaal aan groot vraagstuk waar reeds in de Oudheid druk over gespeculeerd werd. Dit noemt men de Homerische kwestie. Sommigen waren er bijvoorbeeld van overtuigd dat Homeros van Chios afkomstig was, een eiland aan de kust van Klein-Azië, terwijl anderen dan weer Smyrna als zijn bakermat aanvoerden. Volgens sommigen zou Homeros ook niet Homeros hebben geheten, maar Melesigenes. Daarnaast is het niet eens zeker of Homeros maar één persoon was of twee. Hoe het ook zij, dankzij hem zijn de Ilias en Odyssee na een lange mondelinge overlevering te boek gesteld. Dit zijn twee epossen waarvan het eerste de wrok van Achilles bezingt tijdens de laatste fase van de oorlog tegen Troje. Het tweede epos verhaalt dan weer hoe Odysseus van Troje terugkeert naar Ithaka, een reis die heel wat complicaties kent.
De Ware Verhalen: het relaas van een dode Homeros
Na deze korte introductie op beide auteurs, zal nu getoond worden hoe Loukianos op hoogst originele wijze reageert op de vele speculaties rond Homeros’ biografie. In zijn Ware verhalen hekelt hij dit punt namelijk door de dode Homeros zelf ten tonele te voeren en hem alle vragen te laten beantwoorden die zo uiteenlopend zijn behandeld in latere tijden. (Denk bijvoorbeeld aan de vraag: ‘Wat was Homeros’ plaats van afkomst?’) Dit werk van Loukianos parodieert de vele reisverhalen die in de Oudheid circuleerden en die bol stonden van leugens en overdrijvingen. Interessant hier om op te merken is dat Homeros’ Odyssee een van de werken is waar Loukianos’ Ware verhalen op reageren. Alleen al de titel van Loukianos’ werk is dus satirisch: hij noemt zijn werk ‘Ware verhalen’, maar zegt reeds aan het begin ervan dat alles volledig verzonnen is. Het verhaal gaat over een bemanning die met hun schip van de ene wonderbaarlijke plaats naar de andere reist. Zo ontdekken ze een eiland dat bestaat uit kaas en omringd wordt door een zee van melk, de Maan, een eiland met rivieren van wijn en nog veel meer eilanden. Wat ons hier echter interesseert is het bezoek van de bemanning aan het eiland der gelukzaligen, de plaats waar de uitzonderlijk goede mensen naartoe gaan na hun dood. In boek II, §20 blijkt namelijk dat ook Homeros op dit eiland verblijft.
Wanneer de verteller van de Ware verhalen een moment niets te doen heeft, gaat hij naar Homeros en besluit voor eens en voor altijd komaf te maken met de onduidelijkheden rond zijn persoon. Allereerst stelt hij de vraag waarvandaan Homeros afkomstig is. Het antwoord hierop luidt als volgt:
“Hij zei ook zelf wel te weten dat sommigen menen dat hij van Chios afstamt, anderen van Smyrna en velen van Kolophon. Maar hij zei dat hij een Babyloniër was en dat hij bij zijn stadsgenoten niet Homeros, maar Tigranes genoemd werd.” (II, 20)
In deze passage is de aanpak van Loukianos overduidelijk satirisch. Hij verwerpt de meest vigerende voorstellen rond Homeros’ stamplaats en ontwerpt zelf een volledig nieuw voorstel: Homeros was een Babyloniër. Door Homeros’ roots buiten Griekenland te leggen doet hij een redelijk komische zet. Hij berooft zo immers de Grieken van hun allerbelangrijkste schrijver en legt zo het fundament van de Griekse literatuur buiten Griekenland. Ook de naam Tigranes is volledig nieuw. Sommigen speculeerden wel dat Homeros naar een andere naam luisterde, maar de naam die in dat geval vaak opduikt is eerder Melesigenes. Loukianos is hier bijgevolg origineel en humoristisch aan het werk. Naast een aantal andere observaties ontdekt de verteller eveneens dat Homeros niet blind was, zoals vaak gezegd werd. Velen dachten namelijk reeds in de Oudheid dat de blinde zanger Demodokos in de Odyssee een soort spiegelbeeld van Homeros was en dat Homeros bijgevolg blind was. Voorts wordt de naam Homeros wel eens etymologisch ontleed als ὁ μὴ ὁρῶν (ho mê horôn), ‘hij die niet ziet’.
Aan deze herkomst van Homeros blijft Loukianos echter niet consistent in al zijn werken vasthangen. In Beelden en Ter verdediging van ‘Beelden’ zegt hij namelijk resoluut dat Homeros afkomstig was van Smyrna. Enerzijds was hij er natuurlijk niet van overtuigd dat Homeros Babyloniër was, maar wou hij in de Ware verhalen eerder de draak steken met de betrachting van velen om exacte kennis te claimen over zulke kwesties. Anderzijds – en dit is een belangrijker punt dat ook Wilshere aanhaalt in zijn studie ‘Lucian’s use of Homer’ – zijn Beelden en de verdediging ervan twee lofredes op de concubine Panthea van keizer Lucius Verus die ten tijde van Loukianos heerste. Dit encomiastisch aspect verklaart meteen de keuze voor Smyrna, hoewel Panthea daar ook vandaan kwam.
Hanen, kamelen en reïncarnatie
In De haan of de droom ten slotte, legt Loukianos veel nadruk op Homeros’ onbetrouwbaarheid. In deze dialoog spreekt de schoenmaker Mikullos met een haan die de reïncarnatie van Pythagoras blijkt te zijn. Deze haan was, voordat hij Pythagoras was, ook Euphorbos, een van de Trojaanse helden, die in de Ilias beschreven wordt. Dit gaat terug op de traditie dat Pythagoras zelf beweerde dat hij een incarnatie van Euphorbos was. Wanneer Mikullos hem dan vraagt of de Trojaanse oorlog volledig verliep zoals Homeros het beschreef, antwoordt de haan op de komische manier die Loukianos eigen is, als volgt:
“Vanwaar, Mikullos, vernam hij dat dan, die een kameel in Baktrië was toen die gebeurtenissen plaatsgrepen? Ik zeg je het volgende: niets was toen bovennatuurlijk: Aiax was niet zo groot en Helena niet zo mooi zoals ze menen.” (§17)
In deze dialoog was Homeros tijdens de Trojaanse oorlog dus een kameel en bijgevolg een volstrekt onbetrouwbare ooggetuige. Vervolgens werpt de haan op dat Homeros alle helden in zijn Ilias veel grootser afbeeldde dan het in feite was. Zo is Aiax helemaal niet zo groot, hoewel hij volgens Homeros op Achilles na de (fysiek) grootste held aller Grieken is. Uiteraard is dit opnieuw niet wat Loukianos echt dacht, maar is zijn voornaamste doel hier om zijn lezer aan het lachen te brengen door te spelen met de verschillende intellectuele tradities die er over Homeros bestonden.
Een ‘epische’ strijd tussen filosofen-charlatans
Nu zijn we gekomen bij het derde en laatste deel van dit artikel. Hier zal Loukianos’ omgang met de Homerische teksten centraal staan. Allereerst moet erop gewezen worden dat Loukianos op verschillende manieren naar Homeros verwijst. Zo zijn er in heel wat van zijn werken citaten naar de Ilias en/of de Odyssee te vinden. Verder creëert hij soms parallellen in bepaalde passages met de Homerische teksten, vaak om extra te benadrukken dat zijn werk tegen de achtergrond van Homeros’ werken gelezen moet worden. Ten slotte gaat hij soms over tot een parodie van deze epossen. Belangrijk om mee te nemen naar de bespreking hieronder is het gegeven dat Loukianos een bijzonder geletterd man was. Zijn teksten zijn misschien op het eerste gezicht gewoon grappig, maar wanneer je erin graaft, stoot je vaak op heel veel allusies en parallellen met andere auteurs. Dit alles zal nu aanschouwelijker worden bij de bespreking van twee van Loukianos’ werken, Symposion en Charon of de onderzoekers.
Het Symposion allereerst, is een parodie op de symposiontraditie, gestart door Plato en Xenophon. Beiden schreven immers een werk met de titel Symposion en gaven zo het startschot voor een hele reeks teksten die een symposion of drinkgelag afbeeldden en Plato’s en/of Xenophons Symposia daarbij als uitgangspunt namen. Het kader van Loukianos dialoog Symposion is een drinkgelag oftewel symposion dat plaatsvindt na een banket, ter ere van Chaireas, de zoon van de gastheer Aristainetos. Chaireas was namelijk net gehuwd en dit banket en symposion moesten dat vieren. Loukianos voert hier een aantal aanhangers van de verschillende filosofische scholen ten tonele en laat hen vervolgens loodrecht ingaan tegen de filosofische leer van hun eigen school. Telkens weer worden de aanwezigen op dit symposion ontmaskerd als charlatans en hypocrieten. In de loop van dit verhaal ontstaat er voorts meer en meer geruzie onder de filosofen. Deze blijft in eerste instantie verbaal, maar ontaardt al snel in een grootse strijd tussen twee kampen. Dit gevecht is wat ons hier voornamelijk interesseert, aangezien die scène Homeros’ Ilias als achtergrond gebruikt.
Allereerst herneemt deze passage de ruwe wereld van de Homerische helden. Homeros deinst er namelijk niet voor terug om de gruwelijke details tijdens een gevecht te rapporteren. Denk bijvoorbeeld maar aan Ilias boek V, verzen 76 tot 83, waar Eurupulos Hupsênor een arm afhakt, waarvan Homeros beschrijft dat het bloederig op de grond viel. Ook Loukianos geeft zulke details in navolging van Homeros, maar gaat hier zijn eigen weg en parodieert de Homerische helden en de strijdscènes van de Ilias. Hiervan vormt volgend fragment een voorbeeld:
“Intussen was Alkidamas de beste in het kamp van Zenothemis en door met zijn stok te slaan brak hij de schedel van Kleodemos. Hij brak de kaak van Hermon en verwondde een aantal huisslaven toen ze hen wilden helpen. Maar het andere kamp blies de aftocht niet: Kleodemos haalde met zijn vinger stijf het oog van Zenothemis eruit en na zijn tanden erin te hebben gezet, knabbelde hij zijn neus eraf. Toen Diphilos Zenothemis ter hulp kwam, wierp Hermon hem op zijn hoofd naar voren van de zetel. Ook Histaios, de grammaticus, werd verwond, toen hij hen uit elkaar probeerde te halen, ik denk door een trap van Kleodemos tegen zijn tanden omdat die dacht dat het Diphilos was. Hij lag er alleszins, de ongelukkige, om het met zijn eigen Homeros te zeggen: “bloed brakend”.” (§44-45)
Deze scène is duidelijk parodiërend van aard. Een epische held zou immers nooit met zijn handen een oog eruit halen of een neus afbijten, zoals Kleodemos hier deed. Hoewel de Homerische achtergrond het duidelijkst naar voren komt op het einde van het werk, is ze echter in het hele werk aanwezig. Het Symposion bevat namelijk negen citaten uit de Ilias. Eentje kwam reeds in het voorgaande fragment voor ‘αἷμ᾿ἐμέων’ (bloed brakend). Een ander voorbeeld is ‘Ἀλλ᾿ οὐκ Ἀτρείδῃ Ἀγαμέμνονι ἥνδανε θυμῷ’ (Maar het behaagde Agamemnon, Atreus’ zoon, niet in zijn hart) in paragraaf 12. Lucianus gebruikt hier dus een procedé dat Bompaire ‘citation par comparaison’ noemt. Het gaat hier om citaten die ervoor zorgen dat Lucianus’ tekst vergeleken wordt met de tekst waaruit deze citaten gehaald zijn.
Ten slotte zijn er ook heel wat impliciete parallellen tussen Homeros’ en Loukianos’ tekst die deze achtergrond nog versterken. Bij wijze van voorbeeld zal ik er hier een bespreken, maar men moet in het achterhoofd houden dat er nog meer parallellen aanwezig zijn. In paragraaf 44 wordt Chaireas, de bruidegom geraakt door een afgeweken beker. Deze splijt zijn schedel open en zo eindigt zijn bruiloft voor hem anders dan hij had gewild. Uiteindelijk voert men deze gewonde weg op dezelfde kar waarmee hij zijn bruid naar huis had willen brengen. Daarop barst zijn kersverse echtgenote en de andere aanwezige vrouwen in geweeklaag uit. Dit doet sterk denken aan boek XXIV van de Ilias. Het wegvoeren van de gevallen held Chaireas kan namelijk verwijzen naar Priamos die eveneens vanuit het kamp van Achilles zijn dode zoon Hektor terug naar Troje bracht met een kar. Anderzijds verwijzen de jammerende vrouwen naar de jammerklachten om Hektors lijk van zodra Priamos zich terug in Troje bevindt. Bij die jammerklachten treedt Kleanthis, de bruid, bij Loukianos apart van de andere vrouwen, net zoals Andromache, de vrouw van Hektor, Hekabe, zijn moeder, en Helena, zijn schoonzus, in de Ilias een aparte θρῆνος (thrênos), een klaagzang, opvoerden, afgewisseld met het koor.
Charon en Hermes op onderzoek
Een ander werk van Loukianos, waar veel Homerische invloed in te vinden is, heet Charon of de onderzoekers. In dit werk komt Charon, de veerman van de onderwereld, bij Hermes, bode van de goden, aankloppen met de vraag hem een rondleiding van de bovenwereld te geven. Charon is namelijk nieuwsgierig naar wat zich hier op aarde afspeelt, vermits de mensen dit zo missen wanneer ze afdalen naar de onderwereld. Daardoor zit Charons veerboot steeds vol met huilende mensen.
Allereerst speelt Loukianos in deze dialoog met Odyssee, boek V, zoals Jacobson opmerkt in een kort artikel getiteld ‘Lucian’s Charon and the Odyssey’, verschenen in het tijdschrift Materiali e discussioni per l’analisi dei testi classici. In die passage van de Odyssee arriveert Hermes namelijk op het eiland Ogygia, waar de nimf Kalypso Odysseus vasthoudt. Kalypso vraagt Hermes meteen wat hij komt doen, aangezien hij haar ervoor nooit bezocht. Dit is reeds een eerste parallel met de dialoog Charon, aangezien ook Charon aankomt op een plaats die hij nooit eerder had bezocht. Hier speelt Charon bijgevolg de rol die Hermes speelde in de Odyssee en Hermes speelt de rol van Kalypso. Volgens Jacobson wordt dit parallel tevens aangegeven door de Homerische citaten in Loukianos’ werk. Op die manier ontstaat er een opponerend doublet tussen Loukianos’ onderwereld en het Ogygia van Homeros. Zoals Charon woont ook Kalypso ver afgelegen van de buitenwereld, al is Ogygia een waar paradijs, in tegenstelling tot de duistere onderwereld. Verder is Odysseus bijzonder bedroefd en verlangt het eiland te verlaten. Hij wil immers zo snel mogelijk terug naar Ithaka, waar zijn geliefde Penelope en zijn zoon Telemachos op hem wachten. Net zoals Odysseus zijn ook de doden bedroefd, wanneer ze in de Hades verblijven en verlangen eveneens terug te keren naar de bovenwereld. Ten slotte verwondert Charon zich over het gedrag van de doden, zoals ook Kalypso zich afvraagt waarom Odysseus haar toch wil verlaten.
Men kan zich nu de vraag stellen waarom Loukianos dit werk net met het vijfde boek van de Odyssee verbindt. Zoals reeds gezegd verbindt hij zo de Hades en Ogygia met elkaar en op die manier doet hij een onverwachtse, komische zet (wat de Grieken een ἀπροσδόκητον noemden). Ogygia vertoont namelijk bij Homeros een sterke connectie met het Elysion en de eilanden der gelukzaligen. In boek vier kwam namelijk dit Elysion al ter sprake en bereidde zo Ogygia voor. Daarenboven is Ogygia paradijselijk en bevindt zich in een uithoek van de wereld. Ook valt een opmerkelijk parallel op tussen verzen 55 e.v. bij Homeros en boek II, §5 van Loukianos’ Ware verhalen, waar hij het eiland der gelukzaligen beschrijft. Beide beschrijvingen vertonen sterke gelijkenissen en geven allebei een utopische omgeving weer. Hier verbindt Loukianos de Hades dus met de volstrekte tegenpool ervan en door het intertekstueel spel dat hij hier speelt, krijgt de onderwereld voor een erudiet lezer die dit parallel opmerkt plots eigenschappen van het Elysion toegemeten. Dit dient eveneens ter ondersteuning van Charons visie: hij is namelijk van mening dat de Hades helemaal niet zo verschrikkelijk is als de mensen beweren en vindt dat de mensen zich aanstellen wanneer ze hun reis naar de onderwereld moeten maken.
Ten slotte bevat §15 van deze dialoog nog een Homerische vergelijking. Homeros is namelijk bekend om zijn uitgebreide vergelijkingen met de natuur. In deze scène vergelijkt Charon de mensen met een bijenzwerm:
“Ik zie hun verscheiden bedrijvigheid, hun leven vol verwarring en hun steden gelijkend op bijenzwermen waarin elkeen zijn eigen angel heeft en de persoon vlakbij prikt en weinigen leiden en plunderen zoals wespen dat doen met de zwakkeren.” (§15).
Wij mensen zijn dus bijen volgens Charon en kwetsen doorgaans de mensen rondom ons. Hierna converseren hij en Hermes over de negatieve emoties die de mens kwellen en als een onzichtbare menigte om onze hoofden vliegen.
Daarmee zijn we aan het einde van deze bespreking gekomen. Onthoud dus goed dat we niet weten wie Homeros nu juist was. Hij zou zomaar eens een Babyloniër of een Baktrische kameel kunnen geweest zijn. Een andere les die we hebben geleerd is dat we nooit een ruimte vol andersdenkende filosofen moeten vullen als we er niet op voorbereid zijn dat er een Homerische strijd zal losbarsten. En last but not least, Loukianos heeft heel wat diepgaande parallellen verstopt in zijn ogenschijnlijk simpele humoristische teksten.
~ Yoran Joosten (Red. Leonard Adriaen en Benjamin De Vos)
In samenwerking met Hippocrene – Mythologisch genootschap
-Grey, Safari, ‘Cosmology, Psychopomps and Afterlife in Homer’s Odyssey’, in Juliette Harrisson (ed.), Imagining Afterlife in the Ancient World (Routledge, 2019), pp. 101-116.
-Jacobson, Howard, ‘Lucian’s Charon and the Odyssey’, Materiali e discussioni per l’analisi dei testi classici 43 (1999), 221-222.
-Wilshere, Nicholas, Homerus Ubique: Lucian’s Use of Homer (Nottingham, 2015).