De mannen van 1848 – Dirk Donker Curtius versus Thorbecke

De man van 1848 – Mathijs van de Waardt
9 minuten leestijd
Dirk Donker Curtius (l.) en Johan Thorbecke (r.)
Dirk Donker Curtius (l.) en Johan Thorbecke (r.)
Het negentiende-eeuwse liberalisme en het succes van het jaar 1848: ze worden vaak vereenzelvigd met Thorbecke. Toch was één man voor beide minstens zo belangrijk: Dirk Donker Curtius (1792-1864). Bij uitgeverij Vantilt verscheen vorige week de biografie van ‘De man van 1948‘ door Mathijs van de Waardt. Het verhaal van een kleurrijk en pragmatisch advocaat en staatsman, die lang als radicaal versleten werd, vervolgens toch zijn gelijk kreeg en uiteindelijk aan de ’thorbeckiaanse geschiedschrijving’ ten onder ging. Op Historiek een fragment over de twee mannen en waarom Thorbecke nog steeds wordt aanbeden en Donker totaal is vergeten.

Donker versus Thorbecke

Waarom raakte Dirk Donker Curtius zo snel op de achtergrond? Thorbeckes overheersende natuur verdroeg lastig anderen naast hem en Donker had niet de minste behoefte om zich aan de hoogleraar te onderwerpen. De verschillen tussen beiden laten zich samenvatten aan de hand van hun verschillende karakters, hun perceptie van verandering en de opvattingen over hun rol in de geschiedenis.

Familiewapen Donker Curtius
Familiewapen Donker Curtius
Donker en Thorbecke hadden diametraal tegengestelde persoonlijkheden. Waar Thorbecke rechtlijnig en compromisloos was, toonde Donker zich meebuigend en pragmatisch. Thorbecke kon mensen hierdoor tegen zich in het harnas jagen, terwijl Donker door schikken en plooien een meer meegaande indruk maakte. In de ogen van Thorbecke was deze toegeeflijkheid een teken van een zwakke ruggengraat. Hij kon lang rancune houden, Donker stapte makkelijker over teleurstellingen heen. Hun maatschappelijke positie verschilde evenzeer. Hoewel beiden niet afkomstig waren uit traditionele regentenfamilies, hoorde Donker toch meer bij de Haagse inner circle dan Thorbecke. Donker dankte dit aan de positie van zijn vader, die als eerste in de familie belangrijke maatschappelijke functies bekleedde. Thorbecke daarentegen was daadwerkelijk een homo novus, die zelfs nadat hij in de jaren veertig Kamerlid was geweest in Haagse kringen toch een buitenstaander bleef. Daar komt bij dat Donker in zijn werkzame leven geworteld was in Den Haag, terwijl Thorbecke zich meer richtte op de verder gelegen delen van het land en daar ook zijn electorale steun vond.

Verschillende visies

‘Donker was bij uitstek de man die het moment wist aan te grijpen en doortastend kon zijn als de situatie daarom vroeg.’

Daarnaast verschilde hun visie op hervorming. Waar Thorbecke zijn staatkundige ideeën in de jaren dertig en veertig ontwikkelde, is Donker gedurende zijn leven grotendeels consistent gebleven in zijn opvattingen. De hervormingen die hij tijdens zijn ministerschappen doorvoerde, waren dezelfde waar hij al vanaf de jaren twintig voor pleitte. Hoewel de uitwerking van hun ideeën in grote lijnen dezelfde was, haalden beide mannen de basis hiervoor uit andere bronnen. Donker, als praktisch ingesteld advocaat, articuleerde het door hem gesignaleerde onrecht in hervormingsvoorstellen die hij als een soort mantra in brochures, kranten en pleidooien consequent herhaalde. Thorbeckes ideeën waren het resultaat van een half leven academische beschouwing en reflectie en zijn organische visie op de samenleving en de plaats van de staat hierin. Donker was bij uitstek de man die het moment wist aan te grijpen en doortastend kon zijn als de situatie daarom vroeg. Thorbecke toonde zich gereserveerder en nam besluiten meer weloverwogen. Mede hierdoor zette Donker wetgeving in als oplossing voor problemen die hij tegenkwam, zoals zijn wet die vacatures in rechtbanken onvervuld liet. Voor Thorbecke was dit onbestaanbaar. Zijn organische, liberale visie zag wetgeving in samenhang. In dit grotere verband kregen wetten hun betekenis. Het verschil kwam ook naar voren in hun visie op de grondwet. Voor Donker vormde de geschreven constitutie een juridische vastlegging van de vrijheden en verantwoordelijkheden waar hij al ruim twintig jaar voor ijverde. Thorbecke beschouwde de grondwet als een raamwerk en de hierin vervatte principes het vertrekpunt voor nadere uitwerking in een wetgevingssysteem.

Plek in de geschiedenis

Het portret van Donker op de ministersgang van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Bron: Mathijs van de Waardt
Het portret van Donker op de ministersgang van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Bron: Mathijs van de Waardt
Beiden hadden ten slotte een andere blik op hun plaats in de geschiedenis. Donker was een man van het gesproken woord. Met zijn stentorstem glorieerde hij als persadvocaat in de rechtszaal. Thorbecke was een minder begenadigd spreker en hechtte veel meer aan de geschreven weerslag van zijn ideeën. Niet voor niets zag hij zijn bijdragen in de Tweede Kamer zorgvuldig na voordat deze in de Handelingen gepubliceerd werden en gaf hij zijn parlementaire redevoeringen in boekvorm uit. Thorbecke was in de laatste jaren van zijn leven bezig met zijn nagedachtenis en plek in de geschiedenis. Zijn gepubliceerde redes, bewaarde briefwisselingen en andere zorgvuldig gekoesterde archivalia vormden niet alleen een gedenkteken, maar ook een body of knowledge waaraan toekomstige generaties zich konden en moesten spiegelen. Donker had die ambitie niet. Zijn brochures en krantenartikelen hadden een veel vluchtiger karakter. Hij schreef meer voor het moment dan voor de eeuwigheid. In het verlengde daarvan werkte Thorbecke aan het mobiliseren van medestanders. Hij bemoeide zich actief met verkiezingen om zo veel mogelijk geestverwanten in de Tweede Kamer verkozen te krijgen. Aan het einde van zijn leven dacht hij na over zijn opvolging. Donker deed dit alles niet. Hij had geen behoefte om school te maken. Met zijn terugtreden uit de politiek beschouwde hij zijn bijdrage aan het publieke debat ten einde.

‘Het beeld dat Thorbecke de leidende figuur is geweest met betrekking tot de grondwetsherziening dient te worden herwaardeerd’

Is het nu terecht dat Donker zo lang als conservatief is versleten? Veel historici – niet alleen Van Welderen Rengers en Oud, maar ook Boogman, Fasseur en anderen – hebben voetstoots aangenomen dat hij voor 1848 radicaal was en daarna behoudender werd, zonder hier nader onderzoek naar te doen of verder op in te gaan. Donkers plaatsing als conservatief in de publieke opinie begon al bij de grondwetswijziging in 1848, die vaak geheel op het conto van Thorbecke geschreven is. Het beeld dat Thorbecke de leidende figuur is geweest met betrekking tot de grondwetsherziening dient te worden herwaardeerd. De rol van Donker hierin is, enkele uitzonderingen daargelaten, tot nu toe onderbelicht geweest. Weliswaar heeft Thorbecke het grootste deel van het ontwerp dat de commissie op 11 april aan de koning aanbood geschreven, maar zowel bij de instelling van de commissie als voorafgaande aan de oplevering van het ontwerp is over de afzonderlijke artikelen door de leden gesproken. Bij de laatste behandeling zijn er nog onderdelen aangepast, zodat het ontwerp zeker niet alleen Thorbeckes werk was, maar dat van de gehele commissie. Bovendien was er in liberale kring nauwelijks discussie over de belangrijkste elementen van de nieuwe grondwet: directe verkiezingen, ministeriële verantwoordelijkheid, koninklijke onschendbaarheid, uitbreiding van rechten van de Tweede Kamer en vrijheid van drukpers, vereniging en vergadering. De werkelijke verdienste van Donker lag in de periode hierna, op het moment dat het ontwerp in de ministerraad, Raad van State en de beide Kamers verdedigd moest worden toen Thorbecke al uit beeld was verdwenen.

De grondwet van 1848 - cc
De grondwet van 1848 – cc

Hij ontmoette aanvankelijk oppositie van de meerderheid van het kabinet, toch lukte het Donker, door het aftreden van twee ministers en de ommezwaai van twee andere bewindspersonen, van de herziening een ministerieel ontwerp te maken. Met hulp van de koning kreeg hij de voorstellen snel door de Raad van State. Donkers grootste verdienste in 1848 is ongetwijfeld het behendige optreden in Tweede Kamer, Eerste Kamer, Dubbele Kamer en ten slotte nogmaals de Eerste Kamer, waardoor de herziening uiteindelijk succesvol was. De Tweede Kamer beriep zich aanvankelijk op de reactie van 16 maart en wilde verkiezingen met één trap. De echte doorbraak was dat Donker de Kamer van dit denkbeeld af wist te krijgen. Niet alleen had Thorbecke in dit proces geen rol, ook inhoudelijk raakte hij van het herzieningsvoorstel verwijderd. In een tijdens de parlementaire behandeling gepubliceerde brochure had hij weinig goede woorden over voor hetgeen Donker en de overige ministers van ‘zijn’ ontwerp hadden gemaakt. Belangrijke onderdelen, niet alleen de verkiezing van de Eerste Kamer, maar ook bepalingen over vrijheid van vereniging en vergadering, en drukpers- en godsdienstvrijheid, waren op cruciale punten gewijzigd. Het ontwerp dat de Kamers behandelden, beschouwde Thorbecke niet meer als zijn geesteskind. Zijn naam viel in de debatten als grondwetsdeskundige, maar zijn politieke rol was vooralsnog uitgespeeld. Pas in 1849, toen Donker al was afgetreden en De Kempenaer de situatie niet langer het hoofd kon bieden, kwam Thorbecke, nota bene door toedoen van Donker, als minister terug op het politieke toneel.

Persoonlijk monument

Buste van Thorbecke in de Statenpassage in het Tweede Kamergebouw (cc - Effeietsanders)
Buste van Thorbecke in de Statenpassage in het Tweede Kamergebouw (cc – Effeietsanders)
Thorbecke was weliswaar voor 1848 al Kamerlid geweest, maar in de eerste plaats bekend als hoogleraar en werd vooral gewaardeerd – en in de parlementaire debatten aangehaald – vanwege zijn grondwetscommentaar. Hij probeerde liberalen te organiseren, niet via partijvorming, maar door geestverwanten bij de verkiezingen van 1848 gekozen te krijgen. Tegen vermeende tegenstanders, zoals Van Hall en Donker, kon hij hard uitvaren, zeker op momenten dat het hem politiek tegenzat. In diezelfde periode waarin hij zich miskend voelde, begon hij te ‘bouwen’ aan zijn persoonlijke monument, onder meer door parlementaire redevoeringen en opstellen uit te geven. Donker heeft nooit een poging gedaan een dergelijk publiek monument voor zichzelf op te richten. Hij verdween vrij geruisloos van het toneel en heeft zich de laatste acht jaren van zijn leven op de achtergrond gehouden, terwijl Thorbecke in het harnas stierf. Beiden verschilden in hun liberale constitutionele principes niet veel van elkaar, maar waar Thorbecke een theoreticus was, benaderde Donker de grondwet praktisch. De verschillen werden door hun tegenstrijdige karakters nogal eens vergroot. Donker is, ondanks zijn overtuigde liberale standpunten, door Thorbecke als behoudsman weggezet.

De historicus Van Sas heeft gesuggereerd dat het Donker vooral te doen was om tegen de macht te schoppen en Thorbecke om deze macht te krijgen en te houden. Donker was weliswaar voor 1848 van beiden het meest uitgesproken in zijn kritiek op regering en parlement, maar wilde na 1848 zeker ook wetgeving tot stand brengen. Hun uitgangspunt was echter anders. Donker werkte de grondwet uit in een aantal algemene wetten, terwijl Thorbecke de constitutie zag als een startpunt en wetgeving veel meer in detail wilde regelen. Donker leek inderdaad wel minder aan het ministerspluche gehecht: zijn veelvoudig dreigen met aftreden en zijn daadwerkelijke ontslag in mei 1849, toen hij merkte weinig voor elkaar te krijgen, getuigen hiervan. Donkers loyaliteit lag ergens anders. Hij was onafhankelijk, individualistisch en wars van partijschappen en was hierin, zoals Van den Berg betoogde, meer representatief als liberale politicus dan Thorbecke. Als hij zich al als dienaar beschouwde, dan toch van de koning, die hem zowel in 1848 als in 1853 expliciet voor een ministerspost vroeg. Daarnaast was hij toch vooral een dienaar van zijn eigen opvattingen, een eigenschap die hij overigens met Thorbecke deelde en die zeker een bron van botsingen is geweest. Hoewel hij zijn opvattingen af en toe als onfeilbare waarheid wist te presenteren, werd zijn optreden gekenmerkt door een zeker pragmatisme – meer in daad dan in woord overigens – dat nog het duidelijkst naar voren kwam toen hij met Van Hall in een kabinet zitting nam. Dat, en het feit dat hij zestien jaar voor Thorbecke van het politieke toneel verdween, deed hem vergeten en Thorbeckes ster rijzen.

Wegbereider

Monument van Thorbecke op het Thorbeckeplein in Amsterdam
Monument van Thorbecke op het Thorbeckeplein in Amsterdam
De grondwet van 1848 zou zo in de decennia na Donkers dood in één adem genoemd worden met Thorbecke. Dat gebeurde zelfs in zodanige mate dat liberalisme vrijwel gelijkgesteld werd aan thorbeckianisme. Niet iedereen dacht er zo over. De pershistoricus Abrahams deed begin vorige eeuw meer recht aan Donkers verdiensten:

‘Met volle recht kan dan ook gezegd worden dat hij den weg effende voor Thorbecke, van wien hij een waardig voorganger was en op wiens zienswijze hij grooten invloed heeft gehad, en niet minder dan deze verdiende hij door een standbeeld in de herinnering der Nederlanders en in de belangstelling van vreemdelingen levendig te worden gehouden. Wie zal het initiatief nemen tot voorbereiding van een plan om, zij het dan ook een halve eeuw na zijn dood, een gedenkteeken te doen herrijzen, als een hulde aan de verdienste van een man aan wien Nederland zoo veel te danken heeft?’

Dit standbeeld heeft Donker nooit gekregen, in tegenstelling tot Thorbecke, die in Amsterdam, Den Haag en zijn geboorteplaats Zwolle monumenten heeft. Toch heeft er in de afgelopen jaren wel een zekere herwaardering plaatsgevonden voor Donkers bijdrage tot het liberalisme en de grondwet van 1848.

Van papier naar parlementaire praktijk

De man van 1848 Dirk Donker Curtius
De man van 1848. Dirk Donker Curtius – Mathijs van de Waardt
Het belang van 1848 is uiteraard veel groter dan de op 3 november afgekondigde grondwet. De belangrijkste liberale wensen stonden op papier, maar de praktijk moest groeien. Of dit nu de verhoudingen tussen koning, ministers en parlement betrof of de vertaling van de constitutionele principes in organieke wetten, veel van wat de mannen van 1848 hadden geschreven was nog papieren fictie. Dat de constitutionele uitgangspunten nog niet onomkeerbaar waren, bewees de Aprilbeweging van 1853. Thorbecke heeft voor zijn gemeente- en provinciewetten terecht waardering gekregen, hoewel Donker met zijn wetten op de ministeriële verantwoordelijkheid en het recht van vereniging en vergadering ook zijn bijdrage heeft geleverd aan het invullen van de constitutionele puzzel. In de decennia hierna ontwikkelde de parlementaire praktijk zich. De vertrouwensregel, het constitutionele principe dat de regering op de steun van de meerderheid van het parlement moet kunnen rekenen, was niet voorzien in de geschreven grondwet. Donker heeft hier nauwelijks een bijdrage aan geleverd en was zelfs afkerig van noviteiten uit de hoek van de Tweede Kamer. Overigens was Thorbecke eveneens nooit voorstander van parlementaire dominantie. Beiden zullen ze zich vast wel eens verwonderd hebben over welke uitwerking hun grondwet heeft gekregen.

~ Mathijs van de Waardt

Boek: De man van 1848 – Mathijs van de Waardt
Ook interessant: De Grondwet van Thorbecke (1848)

Bekijk dit boek bij:

0
Reageren?x
×