In 1748 verscheen er een boekje van Maria ter Meetelen. Ze vertelde daarin op meeslepende wijze over haar leven als slavin in Marokko.
Maria ter Meetelen werd in 1704 in Amsterdam geboren als dochter van een banketbakkersknecht. Op haar eenentwintigste besloot ze de wijde wereld in te trekken. In mannenkleren – dan werd je als vrouw minder lastiggevallen – reisde ze door Frankrijk en Spanje. In Madrid trouwde ze met de Alkmaarse kapitein Claas van der Meer. In 1731, op terugreis naar de Nederlandse Republiek, werd hun schip bij de Portugese kust gekaapt door Marokkaanse zeerovers.
Maria en haar echtgenoot moesten mee naar Marokko, waar haar man al een paar dagen na aankomst stierf. Omdat ze bang was dat ze in de harem van de sultan terecht zou komen en zich tot de islam moest bekeren, vroeg Maria toestemming om met een van de Nederlandse slaven te trouwen. Dat mocht. Ze kregen drie kinderen, waarvan twee de slavernij zouden overleven.
Hoewel ze te maken kreeg met mishandelingen, pesterijen en armoede, wist Maria een bevoorrechte positie onder de slaven te verkrijgen. De sultan gaf haar toestemming om brandewijn te stoken en wijn te maken. Die verkocht ze in een herberg aan medechristenen. Maar ook hoge Marokkanen kwamen langs. Zo had de oudste zoon van de sultan zijn eigen drinkbeker in de herberg.
Schuld
Vanuit Nederland probeerde Maria’s familie haar vrij te kopen. Na een mislukte poging in 1738, slaagde kapitein Lambregts in 1743 wel. Het gezin vestigde zich in Medemblik, waar Maria vijf jaar later haar verhaal op papier zou zetten. Met de opbrengsten betaalde zij deels de schuld terug die was ontstaan door het vrijkopen.
Lees ook: Jan Cornelisz Dekker (1701-1754) – Slaaf in Marokko
…of: De Barbarijse zeerovers en hun christenslaven
Boek: 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis