Wat is dat toch? Die dromerige blik in de ogen van generatiegenoten wanneer het gaat over kostschoolboeken van vroeger, over Top Naeff’s School-idyllen of over de romans van Cissy van Marxveldt? Het lijkt of er een hele generatie vrouwen, geboren tussen pakweg 1950 en 1975 is opgegroeid met dezelfde boeken, vol schoolavonturen, warme gezinnen, gezellige vriendinnenclubjes en eerste verliefdheden.
Iedereen heeft natuurlijk haar eigen jeugdherinneringen maar het lijkt of we allemaal zijn opgegroeid met dezelfde meisjesboeken. Deze boeken zijn als het ware onze eigen herinneringen geworden. Denk aan Joop ter Heul en je associeert het lezen ervan met een moment uit je jeugd. Zo zie ik mezelf nog zitten in mijn kamertje in ons nieuwbouwhuis in Dubbeldam, een wijk bij Dordrecht. Het zijn vaak emotionele herinneringen. Wanneer je vrouwen van onze generatie vraagt naar wat ze lazen vroeger, zie je soms tranen in hun ogen van geluk. Het is een onstilbaar verlangen naar de wereld van Joop, Pitty en Polly. Maar wat is het nou precies dat ons zo aantrok in die boeken? Waarom wordt er nog steeds over die boeken gepraat en geschreven? Waarom worden sommige boeken door de veertigers, vijftigers, zestigers en zelfs zeventigers van nu nog steeds opgepakt en herlezen?
Dit alles heb ik uitgezocht in mijn boek Meisjesboeken van Weleer.
Een paar jaar geleden vatte ik het idee op om zelf een meisjesboek te schrijven. Een ouderwets meisjesboek, zoals wij dat vroeger lazen, maar dan in een modern jasje. Want wat werden we er destijds gelukkig van. Om de meisjes van nu hetzelfde gelukzalige gevoel te laten beleven zou het een hele serie meisjesboeken moeten worden. Zodat ze reikhalzend naar het volgende deel uit konden kijken, net als ik vroeger. Een serie over een kostschool in Engeland bijvoorbeeld, waarin de huidige lezers niet alleen konden meeleven met de spannende avonturen van de meisjes die zonder hun ouders wonen, maar zich ook zouden kunnen voorstellen het zélf allemaal mee te maken. Natuurlijk moest in mijn boek, net als in de boeken die ik vroeger verslond, een slungelige, onhandige maar olijke en grappige heldin de hoofdpersoon zijn, met een gemene tegenpool. Ik denk dat alle meisjes, tijdens verschillende periodes in hun leven, iemand zoeken met wie ze zich kunnen identificeren. Dat kan een docent zijn, een vriend(in) maar ook een hoofdpersoon uit een boek.
Inmiddels zijn er twee delen van deze serie, over een Nederlands meisje op een Engelse kostschool, verschenen: Mulberry House en Keep it Cool.
Daarnaast wilde ik op zoek naar het gemeenschappelijke gevoel van lezersgeluk dat wij vroeger hadden. Om te proberen dit in mijn eigen kostschoolboeken over te brengen op de lezer. Want wat was het nu precies waar wij zo blij van werden? Wat maakte de meisjes Joop, Polly, Pitty, Ann en Pat zo leuk? Ik begon met het verzamelen van enkele oude meisjesboeken die ik vroeger gelezen had, allemaal tweedehands of ouder. Sommige van deze boeken waren al oud en derdehands toen ik ze als kind las, andere waren, destijds, gloednieuw. Ik sprak erover met enkele vriendinnen en iedereen werd meteen enthousiast. We bleken dezelfde boeken gelezen te hebben, zonder meer. Ik besloot dat dit ook een leuk onderwerp zou zijn voor een nieuw boek, maar dan voor volwassenen.
Op mijn bureau ligt een torenhoge stapel ouderwetse meisjesboeken me aan te staren. Als een onuitgepakt cadeautje. Als het verjaardagsgevoel dat ik vroeger soms kon hebben: er staat iets fijns te gebeuren, iets waar ik al zolang naar uitgekeken heb. Ik kon niet wachten eraan te beginnen. De kleurrijke covers van de boeken roepen een wereld van nostalgie op. Sommige boeken heb ik in de loop der jaren al opnieuw opgepakt. Maar hoe zal het zijn om al deze boeken nog eens te lezen? Wat brengt dat bij mij teweeg? Door het kijken alleen al naar de boeken voel ik een flikkering van hoe gelukkig ik er vroeger van werd.
Tijdens het lezen van de eerste boeken hield één specifieke vraag me bezig: waaróm lazen wij vroeger eigenlijk allemaal dezelfde meisjesboeken? Natuurlijk, er was minder keus dan tegenwoordig. Maar er viel heus wel wát te kiezen. Om te proberen deze vraag verder te beantwoorden en dit gevoel onder woorden te brengen ben ik teruggegaan naar mijn eigen jeugd.
Ik ben teruggekeerd naar mijn kinderjaren in de jaren zestig & zeventig door alle meisjesboeken van toen te herlezen. Ik las opnieuw de Pitty-serie en De Dolle tweeling naar Kostschool, Joop ter Heul, Polly Parker, De Olijke Tweeling, de boeken van Diet Kramer, Leni Saris en nog veel meer. Ik pakte weer een Tina-boek op. En een Bouquetreeks. Met het perspectief van de volwassene die ik nu ben, ben ik teruggekeerd naar het meisje dat ik toen was. Op basis van al deze boeken en mijn eigen leesverleden schets ik in mijn boek een tijdsbeeld van de jaren zestig en zeventig.
Wat gebeurt er met me als ik al die titels opnieuw lees? Word ik dan weer zo gegrepen? Welke herinneringen komen er bovendrijven? Welke meisjesboeken las ik in welke periode van mijn leven? Het begon natuurlijk met de voorleesboeken die ik van huis kreeg voorgeschoteld, daarna de boeken over meisjes die precies zo waren als ik (Claudia, Rozemarijntje). Claudia, uit Hallo, Claudia! speelde net als ik tussen de half afgebouwde huizen in een nieuw te bouwen wijk. Ik verslond de Engelse kostschoolboeken waar ik zo heerlijk bij kon wegdromen tijdens onze kampeervakanties in Frankrijk (Pitty, De Dolle Tweeling). Tijdens één zo’n vakantie las ik een hele serie uit. Iets later hing ik aan de lippen van de bakvissen uit de boeken van Cissy van Marxveldt (Joop ter Heul en ’n Zomerzotheid) en Top Naeff die me lieten meeleven met de strubbelingen van andere opgroeiende meisjes. Ik was niet de enige die het leven soms moeilijk vond. Tijdens mijn eerste stappen op het liefdespad haalde ik de boeken over de eerste verliefdheden van Leni Saris uit de bibliotheek.
Kan ik nog precies terughalen hoe ik toen dacht en wat ik destijds van de boeken vond? In sommige gevallen wel. Ik weet nog dat ik stapel was op de serie van Pitty, vooral ook omdat er op Malory Towers hockey gespeeld werd, een sport die ik ook drie keer per week beoefende. De ondeugden van Joop ter Heul en haar vriendinnen beschreef ik in mijn eigen dagboek en probeerde ik daarna uit in mijn klas op school. Net als Pippi Langkous ging ik met de inhoud van mijn spaarpot naar de snoepwinkel. En ik droomde van mijn eigen onweerstaanbare piraat met de boekjes uit de Bouquetreeksserie.
Wat vind ik nu van deze boeken? In sommige gevallen was het verraderlijk om een boek opnieuw te lezen: in slechts een enkel geval deed het de gerieflijke herinnering teniet. Natuurlijk, het gevoel kan niet helemaal hetzelfde zijn. Ik ben veranderd, de wereld om mij heen is veranderd. Ik lees de boeken nu niet meer met de onschuldige blik van het twaalfjarig meisje dat ik was. Het lezen van deze boeken doet je heel goed beseffen dat de wereld veranderd is!
En welke boeken zijn jou als lezer bijgebleven? Daar ben ik wel benieuwd naar. Dit alles is te lezen in het boek Meisjesboeken van Weleer, dat vanaf 26 april in de boekhandel ligt of online te bestellen is.
Een fragment uit het boek op Historiek:
Top Naeff – School-idyllen in Dordrecht
Als meisje stond ik regelmatig voor de uitgebreide boekenkast van mijn oom Nico, de broer van mijn vader. Hij woonde met mijn tante Nanette op het Damiatebolwerk, het verlengde van de Wolwevershaven in Dordrecht, en had een jaloersmakende boekencollectie die ik altijd bewonderde, hoewel het bijna allemaal boeken voor volwassenen waren. Eén boek sprong er voor mij uit: de dikke, knalblauwe versie van School-idyllen. Dit boek had een voor mij zeer aantrekkelijk plaatje op de voorkant, van vier jonge, vrolijke meisjes van ongeveer mijn leeftijd. Destijds had ik er geen idee van dat het appartement van mijn oom en tante maar een paar huizen verwijderd was van het grootouderlijk huis van Top Naeff, de schrijfster van het boek, en dat ze zelf een straat verderop geboren was. Een prachtig stukje Dordrecht. Daar, in dat appartement, was het dat ik het boek voor het eerst in mijn handen nam. Het had een zachte, maar stevige kaft met een afbeelding erop van vier dunne, slungelige meisjes. Ik vroeg of ik het mocht lenen, ik zal zo’n jaar of twaalf, dertien geweest zijn. Het was een fijne, dikke pil.
Dat boek was voor mij destijds allereerst een feest van herkenning, ook al was het zeker vijfenzeventig jaar geleden geschreven en ging het over tijden die voorbij waren. Hoewel ik een school zonder jongens heel vreemd vond was ik dól op deze meisjes, die hun docenten tot wanhoop konden drijven op hun meisjes-HBS. Op de meeste lezers, en ook op mij, maakte het overlijden van Jet van Marle een onuitwisbare indruk. Een heuse tragedie. Toch vond ik het vooral een boek over een vriendinnenclubje dat tegendraads gedrag vertoonde op school.
Mijn oom vertelde me dat Top Naeff een Dordtse was. Achteraf denk ik dat dit mijn eerste literaire ervaring geweest moet zijn. Vanuit het perspectief van het twaalfjarig meisje dat ik was iets heel bijzonders: een prachtig en beroemd boek van een schrijfster die over dezelfde straten heeft gelopen als ik, gebruikmaakte van hetzelfde treinstation en wier huizen nu nog steeds bewoond worden. Zij pende neer wat ik soms zelf meemaakte in de klas: de slappe lach krijgen tot je de klas uitgestuurd werd, het belachelijk maken van rare docenten. Ik kan het gevoel nog zo oproepen.
Boek: Meisjesboeken van weleer – Kristine Groenhart