Cornelis Tromp, zo was hier al eerder te lezen, had geen goede reputatie. Een ijdel heethoofd was hij, die de bevelen van zijn meerderen in de wind sloeg. Die meerderen konden de Staten-Generaal of Staten van Holland zijn, maar ook opperbevelhebber van de vloot Michiel de Ruyter. Een ruzie met De Ruyter in 1666 kostte Tromp zijn baan als luitenant-admiraal.
Cornelis, zoon van zeeheld Maarten Tromp, was populair bij zijn matrozen en de bevolking, maar daar had hij weinig aan toen hij werkloos aan land zat. Behalve dat Cornelis Tromp zich vaak een lastpost toonde, stond hij ook bekend als fanatiek orangist, en fel tegenstander van Johan de Witt. Zijn ontslag in 1666 zag hij als een vernedering, net als ander onrecht dat zijn familie (in zijn ogen) was aangedaan. Tromp hield Johan de Witt hiervoor persoonlijk verantwoordelijk, en hij zou een hevige wrok tegen de raadpensionaris koesteren. Die wrok leidde er uiteindelijk toe dat Tromp als een van de voornaamste complotteurs betrokken was bij de moord op Johan en Cornelis de Witt, op 20 augustus 1672 in Den Haag.1
Wrok
Toch betekende deze wrok, of haat zoals sommige historici schrijven, niet dat Tromp ieder contact met Johan de Witt vermeed.2 In het Nationaal Archief zijn meerdere brieven van Tromp aan De Witt te vinden. De brieven van Tromp zijn keurig en beleefd, met Tromp als ‘ootmoedig dienaar’. En heel opvallend: Tromp noemde De Witt soms zijn neef. Maar Tromp en De Witt waren dan ook daadwerkelijk aan elkaar verwant. Heel ver weg, pas in de zevende graad, maar dat was genoeg voor Tromp om de raadpensionaris meerdere keren als ‘waarde heer en neef’ aan te schrijven.3
Naast deze familiebanden was het ook niet handig om De Witt volledig te negeren. Daarvoor was de raadpensionaris simpelweg te belangrijk. Zo deed Tromp op 29 maart 1672 een verzoek aan De Witt. Of zijn ‘cousijn’ ervoor kon zorgen dat de compagnie van zijn broer Adriaen Tromp, die diende als luitenant in het leger, geen andere, jongere, officier zou krijgen, omdat Adriaen ‘niet gaerne een jongere officier boven sijn hooft soude sien commanderen’.4 De Witt zou aan dit verzoek voldoen, om verder problemen met de familie Tromp en aanhang te voorkomen.5
Condoleance
Een andere brief is van een paar jaar eerder, van 21 juni 1668. Tromp schreef dat hij bericht had ontvangen dat De Witts dochter was overleden:
‘gisteravont ontfangh ick den uwen, waerinne wij sien het overlijden van u jongste dochtertgen.’
Dit was Elisabeth, die op 19 juni na een kort ziekbed overleed en nog geen twee jaar oud was geworden.6 Tromp probeerde De Witt en zijn vrouw Wendela te troosten door te schrijven dat ‘Godt de Heer wil U.E. en huysvrouw stercken in de droufheyt’. Een sympathiek gebaar van Tromp, die zich hier van een goede kant toonde? Toch niet helemaal. Even verderop schreef hij dat hij geen tijd had om zijn condoleances persoonlijk over te brengen, want hij moest naar een kuuroord.
‘Wij soude op onse behoorlicke tijt de condoloeance comen afleggen maer terwijl wij onse sake stellen om met den eersten onse reys naer ’t Spae te spoeden.’ 7
Een sterfgeval in de familie van zijn neef de raadpensionaris? Tromp had andere prioriteiten. Heel oprecht in al zijn beleefdheden lijkt Cornelis Tromp dus niet. En in de zomer 1672 zou nog maar eens blijken waarom.
Boek: De ware vrijheid – De levens van Johan en Cornelis de Witt
Noten
(2) – Herbert H. Rowen, John de Witt, Grand Pensionary of Holland, 1625-1672 (Princeton 1978) 881; Luc Panhuysen, De Ware Vrijheid. De levens van Johan en Cornelis de Witt (zesde druk; Amsterdam en Antwerpen 2007) 457.
(3) – Prud’homme van Reine, Schittering en schandaal, 293.
(4) – Voorlopige archiefgegevens: NL-HaNA Raadpensionaris De Witt, 3.01.17; 40, omslagnummer 10.184, Cornelis Tromp aan Johan de Witt, 29-03-1672.
(5) – Prud’homme van Reine, Schittering en schandaal, 294.
(6) – Panhuysen, De Ware Vrijheid, 360.
(7) – Voorlopige archiefgegevens: NL-HaNA Raadpensionaris De Witt, 3.01.17; 40, omslagnummer 10.184, Cornelis Tromp aan Johan de Witt, 21-06-1668.
Schilderij: Cornelis Tromp (1629-91). Luitenant-admiraal, in Romeins kostuum, Abraham Evertsz. van Westerveld, 1650 – 1692 (Rijksmuseum Amsterdam) http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.7469