Dark
Light

Een Rembrandt in 3D? De perfecte beeldhouwwerken van Rombout Verhulst

Auteur:
6 minuten leestijd
Ontwerp voor het grafmonument van Maarten Harpertszoon Tromp

In mei vond de finale plaats van Project Rembrandt, een tv-programma dat schilders laat strijden om de titel ‘beste amateurschilder van Nederland’. De deelnemers laten zich inspireren door onze nationale trots Rembrandt van Rijn. In de ‘Gouden’ Eeuw blonken kunstenaars ontegenzeggelijk uit met kwast en verf. Telde de Republiek ook zulke goede beeldhouwers?

Een tijd lang is dat niet het geval. Gereformeerde afkeer van ‘gesneden beelden’ plaatste beeldhouwers na de Reformatie lang buitenspel. Pas na 1650 veranderde dat. Ze gaan bij de verering van gesneuvelde zeehelden en ter nagedachtenis van regenten, edelen en andere vooraanstaande mannen en vrouwen een belangrijke rol spelen.

Signatuur van Rombout Verhulst op het praalgraf van Van Liere, 1663
Signatuur van Rombout Verhulst op het praalgraf van Van Liere, 1663 (CC BY-SA 4.0 – Marianne Cornelissen-Kuyt – wiki)
De belangrijkste beeldhouwer in de Republiek is Rombout Verhulst, die in 1624 wordt geboren in Mechelen, maar zijn leven grotendeels in het noorden doorbrengt. Stefan Glasbergen, docent-onderzoeker van de lerarenopleiding geschiedenis aan de Hogeschool van Amsterdam, schreef een informatief boek over ‘leven en werken’ van deze uitblinker in steen. Het verscheen bij Wbooks. De fraaie uitgave telt bijna vierhonderd pagina’s tekst, afgewisseld met honderden foto’s, registers en bijlagen.

Zeehelden

Rombout Verhulst werd het bekendst vanwege de vervaardiging van de monumentale praalgraven voor zeebonken als Maarten Harpertszoon Tromp en Michiel Adriaanszoon de Ruyter. Het graf voor Tromp, die in 1653 sneuvelde, was een van de eerste van Verhulst, dat voor de Ruyter een van de laatste. De Nederlandse Vlaming maakte verder onder andere epitafen (memoriestenen), bustes en tuinbeelden. Zijn werk levert ‘hem een plaats op tussen de grootste kunstenaars van zijn tijd’, aldus de auteur, en daar valt weinig op af te dingen.

Het praalgraf voor De Ruyter zou uiteindelijk in Amsterdam een plek krijgen. Het is een dramatisch werk, alleen al als je bedenkt hoe lang het duurde voor De Ruyter’s lichaam vanuit het Middellandse Zeegebied weer thuis kwam. Daarna lag het gebalsemde lijk nog lange tijd opgebaard. Verhulst had gelegenheid het nog te zien.

Op zee was al een dodenmasker gemaakt. Dat diende als mal voor een terracotta model, die op zichzelf al prachtig is en overtuigt. Voor het gehele beeld werd een model op ware grootte gemaakt, zodat de maten precies bekend waren en er afgemeten in het marmer kon worden gewerkt. Voor het grovere werk had de meester zijn knechten, het fijne deed hij zelf.

Detail van het grafmonument van Maarten Tromp in de Oude Kerk in Delft, 1658 (CC BY-SA 3.0 – Marion Golsteijn -wiki)

Glans

Natuurlijk droegen de peperdure beelden een boodschap uit. Vermogende families lieten zien hoe rijk ze waren en dat ze over goede smaak beschikten. Daarmee vergrootten ze hun prestige. De Staten-Generaal liet de praalgraven voor de zeehelden maken om de reputatie van de Republiek op te vijzelen en de opofferingsgezindheid van de zeelui te laten inwerken op de publieke opinie.

Daarnaast kun je in al die openbare werken in het derde kwart van de zeventiende eeuw een programma zien dat de onmisbaarheid van de regenten in het Stadhouderloze Tijdperk moest onderstrepen. De regenten probeerden bovendien de hoge adel naar de kroon te steken. Die liet zich ook weer niet onbetuigd. Kortom, tegenwoordig kopen schatrijke investeerders een voetbalclub, in de zeventiende eeuw betaalden ze grof geld voor een praalgraf, epitaaf of ander duur kunstwerk.

Grafmonument van Carel Hieronymus van In- en Kniphuizen, 1665-1669
Grafmonument van Carel Hieronymus van In- en Kniphuizen, 1665-1669 (CC BY-SA 4.0 – RCE – wiki)

Een van de allermooiste creaties van Verhulst is te vinden in het kerkje van het kleine Groningse Midwolde waar de schatrijke en beeldschone Anna van Ewsum in 1664 een praalgraf bestelt voor haar overleden echtgenoot, de Oost-Friese baron Carel Hieronymus van In- en Kniphuizen. Als hij op zijn eenendertigste overlijdt, laat de vierentwintigjarige Anna hem, maar ook zichzelf afbeelden. Haar man ligt in Japanse rok voor haar, alsof hij slaapt. Zelf ligt ze achter hem, half overeind, wakend en zorgzaam, maar tegelijkertijd zelfverzekerd en koket. Putti in allerlei Rubensiaanse vormen rouwen om de overledene, uitgebreide kwartierstaten bevestigen beider status.

De totstandkoming van het beeld loopt vertraging op. Als in 1665 de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog uitbreekt en de bisschop van Münster Noord-Nederland binnenvalt, stokken de betalingen aan Rombout Verhulst. Het duurt geen twee, maar vijf jaar voordat het werk is opgeleverd en betaald. Omdat Anna intussen is hertrouwd, krijgt ook haar tweede man een beeld. Later krijgt het een plek in het ensemble. Deze achterneef van Carel Hieronymus, ook lid van de Staten-Generaal en belangrijk, komt echter minder uit de verf, oftewel steen. De maker is Bartholomeus Eggers.

Praalgraf van jonker Adriaan Clant gemaakt door beeldhouwer Rombout Verhulst in de Bartholomeüskerk in Stedum (CC BY-SA 3.0 – hardscarf – wiki)

Leven en werken

Glasbergen probeert alle aspecten van het leven en werk van Verhulst mee te nemen, waaronder ook de politiek, zoals we al zagen. Verhulst had last van oorlogen en conflicten, maar wrang genoeg ook profijt. De opdrachten regen zich aaneen door het sneuvelen van al die vlootvoogden. In religieus opzicht bleef Verhulst een buitenbeentje. Uit zijn testament blijkt hoe katholiek hij was gebleven, al kwamen religieuze elementen in zijn werk amper voor. De symboliek was seculier en vaak ontleend aan een handboek uit 1593 van de Italiaan Cesare Ripa, Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants. Het boek was in 1644 vertaald. Opdrachtgevers maalden niet om het katholicisme of het ontbreken van religieuze symbolieken.

De volgorde van het boek is chronologisch, Glasbergen bespreekt eerst de familiegeschiedenis van de Mechelse familie Verhulst en de opleiding van het jonge talent. Daarna volgt hij Rombout naar zijn woonplaatsen Amsterdam, Leiden en Den Haag. In de hofstad woont de beeldhouwer het langst, zo’n vijfendertig jaar. Het verhaal van kunstenaars is ook altijd de geschiedenis van leermeesters, concurrenten, netwerken en opdrachtgevers.

Praalgraf van W.J. van Ghent in de Domkerk, gemaakt door Rombout Verhulst.
Praalgraf van W.J. van Ghent in de Domkerk in Utrecht, gemaakt door Rombout Verhulst. (CC BY-SA 4.0 – Ronn – wiki)
In Amsterdam is Verhulst lid van het Sint-Lucasgilde van beeldhouwers en -snijders. Hij legt vanaf 1646 contacten met de fine fleur van zijn tijd, mensen als Rembrandt, Lievens, Jordaens, Bol en Flinck. In Leiden gaat het net zo. Na het Rampjaar 1672 wordt de entourage van Willem III belangrijk. Verhulst moet dus een goede netwerker zijn geweest, iemand die je iets gunde, een man van onbesproken gedrag. Anders lag je er snel uit, aldus de schrijver.

Op dat punt wringt de schoen een beetje. Want terwijl het werk van Verhulst prachtig in beeld wordt gebracht en terwijl de bespreking ervan veel opheldert, blijft het leven van de kunstenaar in het marmer steken. Wie hij precies was, hoe hij eruit zag, optrad of te werk ging, dat blijft onzichtbaar. Dat zal een gebrek aan bronnen zijn. Eén van de weinigen die expliciet over hem schrijft, is de Zweedse architect Nicodemus Tessin, die zijn werk – gek genoeg – ‘ganz schlecht’ noemt.

Blijkbaar ontbreken er ondanks al die contacten opdrachtgevers of medewerkers die over hem roddelden, brieven schreven of ontvingen. Ook geliefden zijn er kennelijk niet. Wel opgetekend zijn financiële en notariële bescheiden. Van sommige opdrachtgevers is bekend wat ze betaalden. De schatrijke nazaten van Michiel de Ruyter steggelden lang met Verhulst over de vormgeving van het praalgraf en de betaling. Het testament van Verhulst vertelt wel iets over de financiële resultaten van de beeldhouwer, maar heel weinig over familiebetrekkingen. Verhulst zou ongetrouwd en kinderloos sterven en blijft zo buiten zijn werk toch een onbekende.

Rombout Verhulst 1624-1698
 
Op een ander punt valt de auteur en de uitgever wel wat te verwijten: de vele slordigheden zijn knullig. Om een paar voorbeelden te geven: ‘schikgodinnen’ veranderen in ‘schrikgodinnen’, de Bijbelse figuur ‘Jaïrus’ wordt hier een ‘Jarius’, het zetduiveltje voegt een r toe aan ‘tufsteen’, turfsteen lijkt me te zacht en brandbaar; lidwoorden ontbreken soms, dt-fouten komen regelmatig voor en ga zo maar door. Een onhandige zin als ‘De regenten… riepen het Eerste Stadhouderloze Tijdperk uit (1650-1672)’ zullen we de auteur vergeven. Al dit soort zaken mag ook de uitgever zich aanrekenen.

Niettemin is dit een prachtig boek over een begaafde immigrant die prachtige kunstwerken maakte, ook nog eens uitermate duurzaam. Was de Vlaamse beeldhouwer een Rembrandt in 3D? In de keuze van zijn onderwerpen en in de vormgeving was Verhulst traditioneler en minder vernieuwend, maar qua technische uitvoering en zeggingskracht stond deze kunstenaar op grote hoogte.

Boek: Rombout Verhulst. Beeldhouwer in de lage landen

×