Het is een van de meest bijzondere musea van Nederland, grotendeels nog in de stijl van ruim een eeuw geleden. Het bevindt zich in het Limburgse Steyl, even ten zuiden van Venlo. Prachtig gelegen aan de Maas die daar diep door het landschap stroomt. Een gierpontje brengt je erheen. Aan het vanaf de rivier verscholen plein voor het museum zijn enkele terrasjes.
Het museum maakt onderdeel uit van een groot kloostercomplex, waar nog steeds gepensioneerde missionarissen en missiezusters wonen. In andere gebouwen hebben kunstenaars onderdak gevonden. Het terrein wordt omringd door meerdere tuinen met Christusbeelden, ‘grotten’, onder andere gewijd aan Maria. Ook is er een arboretum met naambordjes bij bomen en planten en een in het groen verscholen grand café.
De van origine Duitse priester Arnold Jansen richtte in 1875 in Steyl de Congregatie van het Goddelijk Woord (Societas Verbi Divini) op, waarna het missiehuis werd gebouwd. De eerste missionarissen die in Steyl hun thuisplek vonden, vertrokken in 1879 naar China. Vanuit dat land arriveerden de eerste voorwerpen in Steyl. Vervolgens zwermden de missionarissen over de gehele wereld uit, bijvoorbeeld naar landen als Paraguay en Nieuw-Guinea.
De toegezonden voorwerpen werden aanvankelijk in een kamer in het missiehuis tentoongesteld. Later bracht men ze onder in de drukkerij, maar ook die bleek te klein waarna in 1931 het huidige museum werd geopend. Doel was toekomstige missionarissen voor te bereiden op hun werkplek, bij bezoekers belangstelling te wekken voor de missie en informatie te geven over andere landen en culturen, in een tijd dat televisie, film en internet nog niet bestonden.
Een belangrijke bijdrage leverde broeder Berghmans, die in Brazilië gefascineerd was geraakt door vlinders en insecten. Na zijn terugkeer beheerde hij het museum en realiseerde hij het vlinder- en insectenkabinet. Er is zelfs een vlinder aanwezig die naar hem genoemd is (Ornithoptera Lydius Berchmansi).
Alleen al als historisch artefact is het museum uniek, want de opstelling in menshoge vitrines en diorama’s is al sinds een eeuw ongewijzigd gebleven, onaangetast en verstild. Dit is niet het oudste museum van Nederland, dat is Teylers in Haarlem, eveneens nog steeds in zijn oorspronkelijke behuizing, maar in feite ook een ‘museum in een museum’.
Bij binnenkomst staat in de hal een opgezette beer. Gooi een munt voor de missie in de sleuf op zijn borst en hij gaat grommen en hoofdschudden. In het kabinet met wandvitrines zijn opgespelde vlinders, schorpioenen, kevers en andere insecten in de prachtigste kleuren(combinaties) te bewonderen. Op een centraal plateau in de grote zaal staan opgezette dieren (buffel, panter, zebra) en achter glas (in hoge, klassieke landschap diorama’s) honderden beesten in diorama’s: aapjes kijken vanaf een tak op je neer, een roofdier heeft een gedode koe in zijn bek, een giraf torent met zijn kop boven alle andere dieren uit en een leeuw, koning der dieren, troont symbolisch boven op een rots, terwijl hij een klauw uithaalt naar een welp die zich op een lager rotsniveau bevindt.
Er is een komodovaraan, een miereneter en de overweldigende vleugelspanwijdte van een roofvogel is bijna twee meter. In een kleine vitrine bevindt zich een hele collectie minuscule kolibries in glanzend blauwe en groene tinten. Je voelt je, als je te midden van de diorama’s loopt, omringd door berglandschappen en vijftienhonderd vooral tropische dieren staren je aan. Er zijn tevens ijsberen, andere arctische dieren en ook een indrukwekkend grote wolf ontbreekt niet. Al met al lijkt het wel alsof alle dieren – net als Noach deed – bijeengebracht zijn om de overweldigende grootsheid van Gods schepping te tonen.
Tijdens een eerder bezoek aan dit museum leidde museummedewerker Jan Euwals me rond. Via een deur kwamen we een ruimte achter de rotsmassieven van de diorama’s binnen; een muf ruikende schemerwereld van gelijmd jute, bestrooid met zand, vergeelde kranten en ruwhouten latjes van kistjes uit het begin van de vorige eeuw, die de millimeters dikke landschappen stutten. Op enkele plekken kon je je hoofd door een, voor bezoekers onzichtbaar verborgen, gat steken; bedoeld voor medewerkers om zo herstelwerk te kunnen verrichten. Het museum had vroeger een eigen atelier om dieren te prepareren. Jan Euwals toonde een foto, waarop het nog kale model te zien was van een koningstijger die een kalf bespringt, met ernaast broeder Berchmans en zijn assistent.
Er zijn ook vitrines vol etnologische opstellingen met Chinese gewaden, inheemse wapens zoals speren, godenbeeldjes en een rij maskers opgesteld. Dit alles ooit door de missionarissen verzameld en naar Nederland getransporteerd. Aan die persoonlijke invalshoek van het museum herinnert ook het ingescheurde gewaad, waarin een missionaris in 1897 met een lans werd gedood. Dit incident zette een serie gebeurtenissen in gang, die uiteindelijk zouden leiden tot de anti-imperialistische Chinese Bokseropstand. Dat gebeurde toen missionarissen Frans Nies en Richard Henle op bezoek waren bij pater Stenz, die noteerde:
Voordat we ons te middernacht te ruste legden, oefenden we nog het requiem voor de volgende Allerzielendag… Het was hun laatste gezang, hun eigen requiem…. Ik lag net weg te sluimeren toen ik door een hard schot werd gewekt… een gesmoord, hartverscheurend rochelen… Mijn God, wat een aanblik! De vloer een bloedbad.
Tot enkele jaren geleden dreef het museum bijna volledig op vrijwilligers, maar nu is er daarnaast een staf, bestaande uit zes betaalde parttime medewerkers. Via twee touchscreens kan de bezoeker tegenwoordig meer te weten komen over de visie van de congregatie, het missiewerk, het kloosterleven in Steyl en via QR-codes kunnen bezoekers op de telefoon aanvullende informatie verkrijgen. Daarnaast is het museum qua expositieruimte uitgebreid, waardoor het nu mogelijk is in een nieuw geopende zaal een expositie met een eigentijdse opstelling, getiteld Vogels van God, de reis van de paradijsvogel’, te bezoeken. De looptijd van de tentoonstelling is onlangs wegens succes verlengd tot 1 december 2024.
Foto’s: Kostos Vrakas en Lex Veldhoen