Dark
Light

Munten en sieraden uit 7e eeuw gevonden in Twente

Offers aan de goden?
Auteur:
3 minuten leestijd
Selectie van de aangetroffen vondsten op de vindplaats - Foto: RCE
Selectie van de vondsten - Foto: RCE

Enkele hobby-archeologen hebben met een metaaldetector op een stuwwal in natuurgebied Springendal bij Hezingen (gemeente Tubbergen, Twente) een serie gouden en zilveren munten en sieraden uit de vroege middeleeuwen gevonden. Uit archeologisch onderzoek blijkt dat de vindplaats waarschijnlijk een vroegmiddeleeuwse cultusplaats was.

De vindplaats
De vindplaats – Foto: RCE
In de directe omgeving van de vindplaats zijn verschillende grafheuvels te vinden, wat erop wijst dat deze plek in het verre verleden voor de mens kennelijk aantrekkelijk was. Detectorzoekers Martin van Beek en Gerben ten Buuren vonden de eerste munten in natuurgebied Springendal in 2019 op een akker. Het eerste muntje dat de twee met behulp van hun metaaldetector opdiepten, was een zogeheten tremissis, een munt uit de vroege middeleeuwen die maar zelden in Twente wordt gevonden. Een maand later keerde een van de twee terug. Iets verderop vond deze detectorzoeker nog een tremissis. In totaal werden die dag zeven tremisses en een stuk van een gouden hanger gevonden en daarna volgden nog meer munten en delen van gouden sieraden op. Aangezien de twee inmiddels wel doorhadden een bijzondere vondst te hebben gedaan, meldden ze hun ontdekking bij de Portable Antiquities of the Netherlands (PAN), een instelling die informatie over oudheidkundige voorwerpen die door hobby-archeologen zijn ontdekt, bewaart voor toekomstige generaties.

Reconstructie van de offerplaats, gemaakt door Mikko Kriek
Reconstructie van de offerplaats, gemaakt door Mikko Kriek (Foto: RCE)

Een offerplaats

In Nederland worden regelmatig munten uit de vroege middeleeuwen gevonden, met name in Utrecht en Friesland. Vaak gaat het om een enkel exemplaar maar in het verleden zijn ook enkele ‘schatvondsten’ gedaan. In sommige gevallen konden die vondsten met enige zekerheid geïnterpreteerd worden als zogeheten ramp- of spaarschat. Gezien de hoeveelheid gevonden voorwerpen vermoedden ingeschakelde beroepsarcheologen aanvankelijk dat het in Twente ook om een (deels) verploegde goud- en zilverschat ging.

De afgelopen tijd zijn de munten en sieraden uit het Springendal uitvoerig onderzocht door de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Dit onderzoek liep door de coronacrisis enige vertraging op, maar werd uiteindelijk groot aangepakt, Ter plekke werd een oppervlakte van 3425 vierkante meter opengelegd. Tijdens dit onderzoek trof men geen aardewerkscherven of afvalresten aan, waardoor de onderzoekers ervan overtuigd raakten dat zich op de vindplaats geen nederzetting bevond. RCE-archeoloog Jan Willem de Kort over het onderzoek:

“We vonden ter plekke nog meer goud en zilver, en sporen die behoren bij een offerplaats. Een aantal palen op een rij, mogelijk voorzien van heilige tekens of een Wodanskop, vormde waarschijnlijk een ontmoetingsplek, waar groepen mensen uit omliggende gebieden elkaar ontmoetten, en daarbij edelmetaal achterlieten.”

Gevonden sieraden uit het Springendal
Gevonden sieraden uit het Springendal – Foto: RCE

Na de ontdekking van de paalsporen dacht men aanvankelijk dat deze afkomstig waren van een gebouw, maar gaandeweg werd duidelijk dat dit niet het geval is. Hiervoor waren de palen te klein en daarnaast werd in de directe omgeving geen materiaal gevonden dat kon wijzen op bewoning van het gebied. Rondom de palen trof men veel munten aan. De archeologen achten het waarschijnlijk dat deze ooit als een soort offers tegen de palen zijn gelegd of ondiep werden begraven in de nabijheid ervan. Aangezien de munten verschillen in ouderdom en in aparte clusters zijn gevonden, lijkt men meerdere keren te zijn teruggekomen om munten en sieraden achter te laten, op tenminste drie plaatsen vlak bij elkaar. De onderzoekers schrijven hierover:

“De ligging op het hoogste punt van de stuwwal, bij de kruising van twee oude routes (die gereconstrueerd kan worden op basis van de ligging van grafheuvels en bekende vroegmiddeleeuwse nederzettingen), de samenstelling en verspreiding van de vondsten en de associatie met palen op één van de vindplaatsen geven aanleiding om de vindplaats te interpreteren als een cultusplaats uit de vroege middeleeuwen. Dit type vindplaats wordt in Nederland maar hoogstzelden aangetroffen.”

Christianisatie

Een 'tremissis' direct na de vondst
Een ’tremissis’ direct na de vondst – Foto: RCE
Verdeeld over drie locaties zijn in totaal 94 munten en muntfragmenten, minstens zes gouden en twee zilveren sieraden, één deel van een gouden zwaardgreepversiering en 95 stukjes van een onbekend object (mogelijk een drinkhoornversiering of eventueel een helm- of kistbeslag) gevonden. De offerplaats is iets minder dan een eeuw in gebruik geweest, van de vroege tot de late zevende eeuw of het begin van de achtste eeuw na Chr. De onderzoekers vermoeden dat de christianisatie van de Saksen door de Karolingische koningen een einde maakte aan de ‘heidense’ plaats. VU-archeoloog Stijn Heeren:

“Wat deze vondst bijzonder maakt, is dat in deze regio nog weinig bekend was uit die periode. Rijke vondsten uit de vroege middeleeuwen kenden we vooral uit Friesland en de regio rond Utrecht. Verder is het ook bijzonder dat dit onderzoek op gang is gebracht door een melding van hobby-zoekers, dat is uitgemond in een mooie samenwerking tussen de zoekers en professionals van diverse instanties.”

De vondsten van de detectorzoekers zijn verworven door het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) in Leiden, die de vondsten in bruikleen geeft aan Rijksmuseum Twenthe in Enschede. Ze zijn aangemerkt als ‘vondst van nationaal belang.’. De komende maanden zijn ze in Enschede te bewonderen.

Video over de de vondst

×