Dark
Light

Nederlandse kunstkritiek tijdens het fin de siècle (1885-1905)

4 minuten leestijd
De Nieuwe Gids

Omstreeks 1885 vindt er in de Nederlandse kunstwereld een verandering plaats. De grote driejaarlijkse tentoonstellingen met geromantiseerde of realistische schilderkunst en het ‘Hollands impressionisme’, maken plaats voor kleinere tentoonstellingen gewijd aan één kunstenaar. Ook doen Frans impressionisme en symbolisme hun intrede. Dit alles leidde tot een nieuwe vorm van kunstkritiek, waarbij het tijdschrift De Nieuwe Gids voorop liep.

Recent is over deze thematiek het boek Verstrengeling van traditie en vernieuwing (nai010 uitgevers) verschenen, het derde deel in de reeks Kunstkritiek in Nederland 1885-2015. In de serie worden honderden cultuurkritieken uit de afgelopen 130 jaar integraal gepubliceerd, al dan niet voorzien van commentaar.

Roland Holst en Vosmaer

In dit derde deel komen onder meer toonaangevende critici aan bod als J.A. Alberdingk Thijm, Frederik van Eeden, Johan Gram, Richard Roland Holst en Carel Vosmaer. In totaal heeft samensteller Lieske Tibbe – emeritus universitair docent Kunstgeschiedenis aan de Radboud Universiteit – meer dan veertig teksten geselecteerd die zij representatief acht voor de modernistische kunstkritiek in het tijdvak 1885-1905. Ze schrijft hierover:

“Het distillaat van veertig kunstkritieken, dat overbleef na doorbladeren van vele jaargangen van tijdschriften en digitale steekproeven in krantenbestanden, (…) geeft naar ik hoop een indruk van de diversiteit van het toenmalige kunstbedrijf. Bij mijn selectie heb ik steeds tegen elkaar afgewogen hoe representatief qua benadering een tekst geweest kan zijn voor de tijdgenoten en welke relevantie zij heeft binnen het huidige beeld van de kunst van het fin de siècle.” (10)

Dynamiek in de pers

Net als andere delen begint het boek met een inleidend, beschouwd artikel van de samensteller. Hierin schetst Tibbe de kunstkritiek in de jaren 1885-1905 tegen de achtergrond van de tijd. De kunstkritiek in de jaren 1880 ontwikkelde zich tegen de achtergrond van de afschaffing van het dagbladzegel in 1869, een fiscale heffing die het uitgeven van kranten en periodieken erg duur maakte. Na 1869 was deze belemmering weggenomen. De stijging van de welvaart gaf eveneens een boost aan het perswezen in de late negentiende eeuw.

Les XX. Affiche van de tentoonstelling van 1889
Les XX. Affiche van de tentoonstelling van 1889
In deze tijd waren kunstkritieken in dagbladen vaak saai en opsommend. Dit had ook te maken met het feit dat het vak van journalist feitelijk nog geen professie was. Het beroep werd vooral uitgeoefend door predikanten, docenten uit het middelbaar onderwijs en personen die geen vast beroep hadden.

Rond deze tijd kwam in tijdschriften als De Nieuwe Gids, De Kroniek en het weekblad De Amsterdammer een nieuwe, goed ingevoerde generatie kunstcritici aan het woord die duidelijk partij kozen voor avant-gardistische vernieuwingen. Tibbe:

“In Amsterdam had zich een jonge, levenslustige avant-garde van kunstenaars, literatoren, journalisten en (latere) politici, die stond te trappelen om de oude generatie te vervangen. (…) Deze informele groep van moderne stadsbewoners onderhield onderling intensief contact in cafés en koffiehuizen. Een culminatiepunt was de Internationale Koloniale Tentoonstelling van 1883; uit de initiatieven die toen werden genomen om de journalisten uit binnen- en buitenland van goede persfaciliteiten te voorzien, kwam in dat jaar de oprichting voort van de vakvereniging van journalisten, de Nederlandsche Journalistenkring. Spilfiguren in dit bruisend caféleven waren Johannes de Koo en Pieter Lodewijk Tak, respectievelijk hoofdredacteur en redacteur van weekblad en dagblad De Amsterdammer. (…) uit deze groep kwam in 1885 ook het tijdschrift voort met de provocerende titel De Nieuwe Gids.” (31,32)

Les XX (1889)

De veertig kunstkritieken die in het boek staan, worden voorafgegaan door achtergrondinformatie over de auteur en een toelichting op de context waarin het stuk is verschenen.

Ter illustratie volgen hieronder twee fragmenten uit teksten van Jan Veth en Frank van der Goes. Jan Veth was een kunstcriticus die goed op de hoogte was van het Belgische en Franse avant-gardisme. Naar aanleiding van de eerste tentoonstelling van “Les XX” in Nederland in 1889 schreef hij in prachtig Nederlands over kunstwerken uit deze tentoonstelling:

“Twee harmonieus gepointilleerde landschappen van Henry van der Velde: huizen met een leeg vlak weg erbij, doen als porceleinblank uitgestreken met de vloeiendheid van zuivere waterverftinten, gaaf in de poederige dofheid van pastel. Exkies teer, heel wijd, heel ijl, zijn zij in hun simpelheid doorkringend van een blanke brooze jonge poëzie.” (168,169)

De Plaat (1899)

Verstrengeling van traditie en vernieuwing - Lieske Tibbe
Verstrengeling van traditie en vernieuwing – Lieske Tibbe
Frank van der Goes schreef in 1899 een recensie van het in dat jaar gelanceerde ambitieuze kunstproject “De Plaat”, een serie van twaalf litho’s door Richard Roland Holst. Hij bespreekt echter niet zozeer dit kunstproject – op het eind heel kort en positief met de opmerking dat dit project tegemoetkomt aan zijn wensen – maar gebruikt zijn bespreking vooral om scherpe kritiek te leveren op de zijns inziens té burgerlijke kunst. Socialistische kunst, dat is de toekomst, aldus Van der Goes:

“Deze nieuwe uitgave is ongetwijfeld een van de teekenen dat de socialistische idee in ons land dieper doordringt. De kunst begeeft zich in haar dienst., veraanschouwelijkt haren inhoud, dringt hare strekking aan. In de burgerlijke maatschappij is de kunst het vermaak van de rijken, of wel de toevlucht van enkelen. Als vermaak vergroft en versterft zij; de kunstenaren krijgen een plaats onder de leveranciers, zoo niet onder de knechten, van de aanzienlijken. De enkelen ontvluchten de samenleving en zijn naijverig op hunne kunst als op een geheime schat, waarvan zij moeten vreezen dat men haar ontdekken zal. Zij vallen in de aanbidding van de kunst om de kunst.” (220)

Boek: Verstrengeling van traditie en vernieuwing

×