Nederland koestert de Hollandse afkomst van de Roosevelts. Het klopt dat ene Claes Maartenszoon van Rosenvelt in 1649 in New York aankwam. Hij zou rond 1626 geboren zijn op Tholen en werd vergezeld door zijn echtgenote Jannetje Thomas. Claes overleed in 1659, in New York, op 33-jarige leeftijd, Jannetje een jaar later.
Hun in 1658 geboren zoon Nicholas werd de stamvader van de Roosevelts, zoals de naam al snel werd geschreven. Zijn oudste twee zonen stichtten de Oyster Bay-tak, waarin Theodore en Eleanor werden geboren, de twee jongere zonen de Hyde Park-tak van Franklin. Het Hollandse deel verwaterde: in Amerika mengen etnische lijnen zich snel en dat gebeurde ook met de Roosevelts.
President Theodore Roosevelt rekende onder meer Hollanders, Schotten, Engelsen en Hugenoten tot zijn voorvaderen en inderdaad toont zijn stamboom een waaier van etnische achtergronden. Theodores moeder, Martha Bulloch, kwam uit Georgia, haar familie had een plantage met slaven. Hoewel Theodore Roosevelt zijn Autobiography opent met zijn Hollandse afkomst, leken hij noch Franklin daar veel belang aan te hechten. Als het zo uitkwam verwezen ze ernaar, maar dat deden ze met alle varianten in hun achtergrond: vanwege zijn moeder claimde Theodore vaak dat hij het Zuiden begreep. Onmiskenbaar speelde de Hollandse erfenis een rol in de staat New York en zeker in de vallei van de Hudson, hun politieke werkterrein. We moeten het niet overschatten. Theodores vader vertelde dat hij thuis nog wel eens Nederlands had gehoord, voor de latere generatie was dat niet meer aan de orde.
Elite
De Roosevelts maakten deel uit van de New Yorkse elite, je zou het Amerikaanse aristocratie kunnen noemen, met familienamen als Fish, Brevoort, Rutherfurd, Stuyvesant, Hoffmann, Schermerhorn. Ze werden vaak de ‘Knickerbocker’-families genoemd, naar Diedrich Knickerbocker, hoofdpersoon in een bekend boek van Washington Irving. Deze schrijver, zelf wonend aan de Hudson, stak vaak de draak met de karaktereigenschappen van Hollandse Amerikanen, onder meer met hun gierigheid, gebrek aan heldenmoed en liefde voor een borrel. Deze families hadden sociale status, ze waren welgesteld zij het niet puissant rijk en geworteld in de New Yorkse geschiedenis. Geboorte en opvoeding bepaalden of je daarbij hoorde, niet per se vermogen. Voor beide takken van de Roosevelts was Manhattan de thuisbasis, ze werden onderscheiden door hun zomerverblijven. Voor Theodore was dat Oyster Bay, aan de noordzijde van Long Island, voor Franklin was het Hyde Park, aan de Hudson, ten noorden van New York.
De Roosevelts waren succesvol in de handel en later ook als bankiers. Na de burgeroorlog dreven ze steeds verder weg van de dynamische economische elite van de stad. Grof gesteld: ze vormden stilstaand water. Deze kringen hadden een afkeer van de nieuwe rijken, ‘vulgar rich’, industrietycoons en bankiers als de Goulds en Harrimans van de spoorwegen, Rockefeller van de olie en Carnegie van het staal, en de Seligmans, Loebs en Morgans in de financiële wereld. Gevraagd naar het beroep van zijn vader, zei Theodore altijd ‘gentleman’. ‘Rentenier’ was een beter antwoord geweest. Met politiek hielden gentlemen zich niet bezig.
Theodores grootvader Cornelius Van Schaack Roosevelt – CVS voor zijn familie – had van Roosevelt and Son een succes gemaakt, hij was de eerste Roosevelt met een vermogen dat het miljoen oversteeg. CVS had de familiezaak omgebouwd van de import van gereedschap en ijzerwaar naar de import van gehard glas. Tijdens een van de grote economische crises van de negentiende eeuw, de Panic of 1837, begon Cornelius overal in Manhattan onroerend goed op te kopen. Na het overlijden van zijn vader in 1840 erfde hij daarbovenop een enorm vermogen. Het maakte hem een van de vijf rijkste personen in New York City. Het familiebedrijf vormde zich geleidelijk aan om tot een private bank.
Cornelius had elk van zijn vijf zonen bij hun huwelijk een huis cadeau gedaan. Theodore, de jongste, werkte in het familiebedrijf. Hij kwam te wonen naast Robert, een jurist. De twee broers leken op elkaar, met volle baarden en een bril, maar hun dagelijks leven kon niet meer verschillen. Robert schreef boeken, was een man van ideeën. Hij kon smakelijk vertellen, deed aan sport en hield van varen. Zijn lust voor avontuur ging zover dat hij er een geheim leven op nahield met een tweede gezin, een blok verwijderd van zijn woonhuis. Terwijl nagenoeg de hele familie na de burgeroorlog Republikein werd, bleef Robert stug Democraat. Onze partij is de partij van het volk, vond hij.
Daarentegen was Theodore strikt, christelijk, conservatief, en een voorbeeld van zelfbeheersing. Als junior partner in de familieonderneming viel hij niet op. Hij wordt vaak beschreven als fysiek imposant, atletisch, met blauwe ogen, kastanjebruin haar en baard, en ‘een stevige, vierkante Hollandse kaak’. Naarmate de onderneming minder aandacht vergde hield Theodore zich meer bezig met filantropie, goede werken verrichtend en zich een reputatie verwervend als een van New Yorks grootste weldoeners.
Theodores avontuur was dat hij verliefd werd op een zuidelijke schoonheid, Martha Bulloch, telg van een rijke familie in Georgia. De Bullochs verbouwden en verwerkten katoen, woonden in een klassiek landhuis in Griekse revivalstijl en bezaten meer dan dertig slaven. Martha, meestal Mittie genoemd, trouwde in 1853 met Theodore. Alleen zijn ouders waren bij de huwelijksvoltrekking aanwezig. Ze voelden zich niet helemaal op hun gemak bij hun eerste bezoek aan het Diepe Zuiden, kennismakend met een heel ander Amerika dan ze gewend waren. Het paar ging wonen in New York, op East 20th Street, in het huis dat Cornelius hen cadeau deed.
De splijtende burgeroorlog
Theodore jr. werd geboren in 1858, als tweede kind na dochter Anna, die van jongs af aan Bamie werd genoemd, afgeleid van bambina. Elliott volgde in 1860 en Corinne in 1861. Toen eind 1860 de Amerikaanse burgeroorlog begon, stonden ook in huize Roosevelt Noord en Zuid tegenover elkaar. Theodore sr. had te maken met drie vrouwen die hun zuidelijke wortels koesterden: schoonmoeder Bulloch, zijn vrouw Mittie en haar zus Annie. Zij steunden de afgescheiden zuiderlingen, de Confederatie. Er werd gezegd dat Mittie eens de vlag van de zuiderlingen uithing na een overwinning, de Stars and Bars. Dat was overigens minder provocerend dan het lijkt, want de stad New York was vanwege enorme investeringen in de plantages op zijn best tweeslachtig over slavernij.
Het probleem werd acuut toen Theodore zich verplicht voelde zich aan te melden voor het leger van de Unie, voor het Noorden. Met pijn in het hart huurde hij uiteindelijk een vervanger in om namens hem te dienen. Veel welgestelde noorderlingen deden dat, maar in Theodores geval was er simpelweg een veto van zijn vrouw. Mittie kon de gedachte niet verdragen dat haar man tegenover haar broers zou komen te staan.
Volgens dochter Bamie zou Theodore sr. zich altijd schuldig blijven voelen, wat hij compenseerde met gedreven vrijwilligerswerk. Tijdens de oorlog trok hij langs legerkampen om soldaten over te halen een deel van hun loon naar huis te sturen, waar veel gezinnen zonder inkomsten zaten. Sommige biografen menen dat Theodore jr. door deze weinig martiale ervaring van zijn vader altijd de slagvelden opzocht, politiek en anderszins. Het is mogelijk maar uiteraard niet te bewijzen. Feit is dat de zoon Theodore geen gevecht uit de weg ging en meer dan eens roekeloze moed toonde.