Wetenschappers denken in Schöneck-Kilianstädten, een dorp bij Frankfurt, bewijs te hebben gevonden van een prehistorisch bloedbad. De ruim twintig personen in een neolithisch massagraf, dat enkele jaren geleden tijdens bouwwerkzaamheden werd ontdekt, zijn volgens de onderzoekers ernstig gemarteld en verminkt, voordat ze in het graf gegooid werden.
Het bloedbad zou ongeveer 4900 jaar voor Christus zijn aangericht. Volgens de wetenschappers, die deze week over hun bevindingen publiceren in het tijdschrift PNAS, was dit sowieso een uiterst gewelddadige periode, waarin de vroege boeren in Midden-Europa het geregeld tegen elkaar opnamen.
Soortgelijke massagraven zijn aangetroffen bij het Duitse Talheim en bij Asparn in Oostenrijk. De drie massagraven tonen volgens de onderzoekers aan dat collectief geweld 7000 jaar geleden redelijk gewoon was. In deze tijd begonnen mensen zich steeds meer te settelen in boerengemeenschappen en dit ging geregeld gepaard met een strijd om goede en vruchtbare grond.
Wat opvalt bij het nu gevonden massagraf is dat bij de meeste slachtoffers de onderbenen gebroken werden. Bij een slachtoffer lijkt de bovenarm te zijn afgehakt met een bijl. Daarnaast zijn de schedels en gezichten van de doden ingeslagen.
In het graf zijn de resten gevonden van in totaal 26 personen. En slechts van twee vrouwen, die waarschijnlijk ouder waren dan veertig. Vermoed wordt dat de overige vrouwen meegenomen werden als oorlogsbuit. De wetenschappers denken dat, op deze vrouwen na, de hele dorpsgemeenschap werd vermoord.
Normaal gesproken werden leden van deze vroege boerengemeenschappen ceremonieel begraven op hun linkerzij, met grafgiften rondom hen. Dergelijke giften zijn in het massagraf niet aangetroffen.
- Boek: Nederland in de prehistorie
- Artikelen uit onze rubriek Archeologie