Het gebied dat tegenwoordig de Amerikaanse deelstaten New York, New Jersey en Delaware omvat was tussen 1624 en 1664 een Nederlandse kolonie. Om dat Nieuw Nederland te koloniseren werden in het thuisland allerlei initiatieven opgezet. Een merkwaardige getuigenis daarvan is het ‘Kort bericht over Nieuw Nederland’ waarin de zeventiende-eeuwse vrijdenker Franciscus van den Enden zijn ideeën voor een nieuw Utopia uiteenzette.
Franciscus van den Enden (1602-1674) was een geestverwant van Spinoza en behoorde tot de hoge burgerij van Amsterdam waar hij een succesvolle Latijnse school had. Hij was wat men noemt een welbespraakt en charismatisch man met een stevig netwerk van contacten in hogere kringen. Eind 1661 sprak een groep kolonisten hem aan met plannen voor het stichten van een vrije coöperatie in Nieuw Nederland. Op hun verzoek schreef hij vervolgens een verzoekschrift, gericht aan de Koloniekamer van Amsterdam. Voor Van den Enden was het een ideale kans om zijn onconventionele ideeën over de ideale samenleving te verwoorden in ‘Kort Verhael van Nieuw-Nederlandt’, dat in 1662 anoniem gepubliceerd werd.
‘Kort bericht’
Die tekst is nu voor het eerst beschikbaar in modern Nederlands, met een inleiding en uitleg van vertaler Roek Vermeulen. Zeventiende-eeuwse teksten zijn voor de moderne lezer niet meteen vlot verteerbaar en bovendien bediende Franciscus van den Enden zich van bloemrijke retoriek waarin de lezer al snel verdwaalt. Roek Vermeulen slaagde er echter in die obstakels te overwinnen in zijn vertaling.
Francis van den Enden was een behoorlijk flamboyant figuur, zo komt hij toch naar voor uit de vaak heel expliciete en dwingende stijl van zijn teksten. In een wervende inleiding zingt hij de lof van Nieuw Nederland.
Nieuw Nederland is een van de mooiste, vruchtbaarste en gezondste landen van de bekende wereld en als een land dat door een grote menigte van vele duizenden mensen tot een bijzonder groot nut voor deze vrije staat van de verenigde Nederlanden zou kunnen worden gebracht.
Inheemse bevolking
Opmerkelijk is zijn bewondering voor de inheemse bevolking. Hij omschrijft de Indianen als…
…een bijzonder bescheiden volk van weinig woorden. Vloeken, zweren, schelden e.d. onstuimige uitlatingen hoor je niet bij hen. Ze kiezen voor gelijkheid en maken geen onderscheid volgens rand en stand. Er is geen criminaliteit, en dus geen behoefte aan strenge wetten. Ze leven naar de wet der natuur zonder bijgeloof en staan open voor helder en zuiver onderricht van de rede.
Kortom, een uitmuntende en vrijheidslievende natie die leeft van landbouw. Dat voorbeeld moeten de kolonisten volgen om de basis te leggen van een heel nieuwe maatschappij.
Utopische maatschappij
Vervolgens reikt Van den Enden een aantal argumenten aan om steun los te weken bij de overheid. Nederland kampt met een overbevolking en kolonisatie kan een middel zijn om armoede en onrust tegen te gaan. Een succesrijke kolonie kan ook helpen om de hoge staatsschuld te verlichten. Hij stelt vast dat ook de Engelsen azen op Nieuw Nederland. Een snelle kolonisatie is daarom noodzakelijk. Zij het niet zomaar want hij ziet een uitgelezen kans om een nieuwe, utopische maatschappij op te bouwen, zonder de fouten van het thuisland en geënt op basisprincipes van democratie en gelijkheid. De kolonie moet een samenleving worden waarvan de leden voor elkaar zorgen en gezamenlijk de grond bewerken. Met een eigen rechtssysteem en zonder predikanten want die zouden enkel verdeeldheid zaaien.
Vruchteloze pogingen
Van den Enden mikt op enkele honderden kolonisten en vraagt naast financiële steun ook om vrijstelling van belastingen voor een lange periode en juridische en religieuze vrijheid. De radicale ideeën en hoge kosten doen de bewindhebbers wellicht de wenkbrauwen fronsen. Liever houden zij de boot af. Hun getalm en tegenwerpingen nopen Franciscus van den Enden er toe om zijn verzoek herhaalde malen bij te schaven met verduidelijkingen.
Vertaler Roek Vermeulen heeft de diverse versies van het ‘Kort bericht’ gebundeld met vermelding van kanttekeningen die de overheden maakten. Daaruit blijkt hoe Van den Enden telkens verhelderingen toevoegt en aandringt op een beslissing. Vruchteloos, want uiteindelijk worden zijn plannen te radicaal en te duur bevonden. Na het indienen van een vijftal aangepaste versies lijkt hij toch ietwat gefrustreerd achter te blijven.
Toch was alle moeite niet voor niks. Het ‘Kort Bericht over Nieuw Nederland’ vormde uiteindelijk de basis voor de revolutionaire ideeën over directe democratie die Franciscus van den Enden enkele jaren later in zijn ‘Vrije Staatkundige Stellingen’ zou uitwerken. Een tekst die als een belangrijke bijdrage aan de Verlichting in Nederland wordt aanzien en overigens ook door Roek Vermeulen vertaald werd.
‘Kort en helder plan’
Aan het eind van het boek is nog een andere kolonisatietekst opgenomen: ‘Kort en helder plan’ van de uit Zeeland afkomstige Pieter Plockhoy (1620-1665). Deze tekst is een stuk bondiger en helderder maar vertoont grote gelijkenissen met de tekst van Franciscus van den Enden. Plockhoy kreeg wél toestemming om met een groep gelijkgestemden scheep te gaan naar de Amsterdamse kolonie aan de Delaware rivier. Wellicht omdat hij de zaken een stuk kleinschaliger en diplomatieker aanpakte. In de zomer van 1663 arriveerde hij met zijn kolonisten in de nederzetting Swanendael. Helaas kreeg de nieuwe kolonie amper de kans tot wasdom te komen want amper een jaar later werd Nieuw Nederland veroverd door de Engelsen en werd Swanendael met de grond gelijk gemaakt.
Franciscus van den Enden en Pieter Plockhoy slaagden er dus niet in van Nieuw Nederland een proeftuin voor hun radicale ideeën te maken. Van den Enden trok later naar Parijs waar hij betrokken raakte bij een complot tegen Lodewijk XIV en uiteindelijk aan de galg eindigde.
Als vertaler van Descartes en Spinoza en het eerder verschenen Vrije Staatkundige Stellingen (2022) bewees Roek Vermeulen eerder al zijn kunnen. Deze keer biedt hij met de hertaling van ‘Kort bericht over Nieuw Nederland’ een boeiende inkijk in de gedachtegang van de eigenzinnige vrijdenker die Franciscus van den Enden was. Tezelfdertijd levert hij een welkome bijdrage aan de geschiedschrijving van een fascinerend maar weinig gekend hoofdstuk uit het koloniale verleden van Nederland.