Dark
Light

Hoe het Amerikaanse Nederlands op het kerkhof belandde

De Tawl – Philip Dröge
Auteur:
6 minuten leestijd
Detail van een kaart van Nieuw-Nederland
Detail van een kaart van Nieuw-Nederland - Nicolaes Visscher II , ca. 1684

Op zijn oranje fiets met niet al te beste banden rijdt historicus, journalist en columnist Philip Dröge vanuit New York langs een reeks plaatsen, waar vanaf de vroege zeventiende eeuw immigranten uit Nederland neerstreken. Ze bouwden er huizen en kerken en sloten uitgekookte verdragen met de oorspronkelijke bewoners. Ze namen hun taal, gewoonten en religieuze overtuigingen mee en hielden er generaties lang aan vast. Maar uiteindelijk gaven ze, of ze nu in hartje Manhattan woonden of in dorpen en gehuchten verderop, hun taal op. Deze stek van de Nederlandse taal – kortweg: Tawl – verpieterde. De Nederlandse-Amerikaan ging op in de befaamde smeltkroes.

Dit langzame uitdoven van het Nederlands in de Verenigde Staten is het thema van De Tawl – Hoe de Nederlandse taal (bijna) Amerika veroverde. Het boek – 254 pagina’s, korte hoofdstukken – verscheen onlangs bij uitgeverij Spectrum. Dat het Nederlands in de VS ooit de officiële taal had kunnen worden is trouwens een broodje aap, zoals de schrijver zelf ook toegeeft. Overigens is het boek, schrijft Dröge, niet alleen een geschiedenis maar ook een ‘waarschuwing voor het Nederlands, dat ook steeds meer onder druk staat van het Engels’. Waarvan acte.

Henry Hudson
Henry Hudson
Die waarschuwing mag de pret niet drukken. Het is een heerlijk boek geworden over een speurtocht naar de taalresten van toen in combinatie met een avontuurlijke fietstocht door een lang niet altijd even mooi landschap in het Amerika van nu.

Patroon

Laten we bij het begin beginnen. In 1609 zou een Engelsman in Nederlandse dienst de later naar hem genoemde Hudsonrivier opvaren in een poging een snellere route naar Azië te vinden. Bij het huidige Albany (ooit Beverwijck) moest hij omkeren. De ‘ontdekking’ van het eiland Manhattan vormde het begin van de kolonie Nieuw Nederland waar ook allerlei andere Europeanen naar toe trokken.

Nieuw Amsterdam was de belangrijkste nieuwe vestiging, maar langs de rivieren de Hudson en de Mohawk trokken immigranten naar het noorden en westen. Al in 1664 viel deze kolonie in handen van de Engelsen. Nieuw Amsterdam werd New York, maar Harlem, Brooklyn, Midwoud en New Utrecht bleven. Cony Island was de verbastering van Konijneneiland, Collect Pond Park van een watertje (Kolkje), Gramercy Park van een eerder Krom Moerasje of Krom Mesje geheten plek.

Zicht op Pollepel eiland
Zicht op Pollepel eiland (CC BY-SA 3.0 – Ahodges7 – wiki)

De Nederlandse taal bleek nog eeuwenlang veerkrachtig. Onderweg noteert Dröge namen als Dunderberg, Katsbaan, Rotterdam en Amsterdam of, poëtischer, Swartwoutville, Slingerlands, Spuyten Duyvil, Crum Elbow en Pollepel eiland. Tientallen fossiele taalresten passeren zo de revue in het boek. Dat in deze wereldstad en langs de rivieren nog eeuwenlang Nederlands gedacht, gesproken en gelezen werd is tamelijk onbekend.

De laatste Nederlandstalige kranten verdwenen in de jaren dertig van de vorige eeuw in het plaatsje Paterson (ooit door Bob Dylan vereeuwigd in zijn lied Hurricane). De laatste sprekers overleden ergens in de vroege jaren zestig. Dankzij oude kranten, een archief, een museum en enkele kenners weet Dröge dat talige verleden toch nog op te dreggen uit de vergetelheid.

Natuurlijk past die ontwikkeling in een patroon. Kleine talen floreren bij isolement. Contact met en concurrentie van grote talen leidt tot uitholling en verval. Voor overleving is enige taaltrots – misschien wel taalstrijd – nodig. Als ouders hun taal niet meer doorgeven aan hun kinderen is het gedaan. Dat was ook hier het geval. Tot in de negentiende eeuw woonden de ‘tawl’ sprekers vaak in dunbevolkt gebieden en gebruikten hun taal in de kerk, in de rechtszaal en soms in het openbare leven. De toenemende immigratie was later minder makkelijk te absorberen. De nieuwkomers gingen de toon zetten. Meertaligheid was lastig, achterlijk zelfs. Vorming van een grootse Amerikaanse natie vroeg om ééntaligheid. Het Nederlands verloor aan status en perspectief en verdween uiteindelijk. Natuurlijk verschilde de snelheid van die neergang van plaats tot plaats.

OK

Dat gebeurde het eerst in het uitdijende New York. In de achttiende eeuw sneuvelde het Nederlands eerst in de rechtszaal, daarna in de kerk, al vindt Dröge in oude kranten er tot pakweg 1900 nog wel sporen van. Het enige dat in deze wereldstad anno 2023 nog aan Amsterdam herinnert, schrijft Dröge vilein, is dat er “niemand Nederlands spreekt”. Okay, één monumentje herinnert nog in het Nederlands aan de aankoop van Manhattan. De Nederlanders betaalden overigens niet met kralen, maar met scharen, ketels en bijlen, best waardevolle ijzerwaren.

Op het platteland was de ‘tawl’ veel langer levensvatbaar, al veranderde er wel wat. De grammatica werd eenvoudiger, de woordenschat nam af, de uitspraak wijzigde. Meervoudsvormen versimpelden tot één vorm: de meervoud ‘s. Bijvoorbeeld: Een boot, twee boots. Dat hielp niet erg in de communicatie met Engelstaligen.

Daguerreotype van Martin Van Buren
Daguerreotype van Martin Van Buren
Het Nederlands droeg ook bij aan het Amerikaans met woorden als cookie, boss, decoy (eendekooi), spook, drugs en, wat indirecter, OK. Dat begrip dankt zijn ontstaan aan de campagne van presidentskandidaat Martin van Buren. Diens eerste taal was Nederlands. Martin of Maarten – president van 1837-1841 – kwam uit het plaatsje Kinderhook. Afkortingen waren in de mode: GT stond voor gone to texas, SP voor small potatoes. Een krant uit Boston bedacht in 1836 voor Van Buren de afkorting Old Kinderhook, ofwel OK. Van Buren was OK. Dat sloeg aan.

Later, toen de economie er belabberd voor stond, maakten de kranten er Martin van Ruin van. Veel meer indruk maakten de twee Roosevelts, de latere presidenten Theodore en Franklin Delano. Het Nederlands was voor beiden echter al abracadabra, al kende de eerste nog wat woorden uit een Nederlands rijmpje en legde de tweede de presidentiële eed af op een oude Zeeuwse familiebijbel.

In deze eeuwen fluctueerde de waardering voor het Nederlands. Soms was er bespotting en minachting, soms nieuwsgierigheid en zelfs ‘Hollandmanie’. Na 1900 verliep het tij, de taal stierf uit. In de jaren zestig laaide de belangstelling nog eventjes op. Enkele honderden geïnteresseerden congresseerden over opkomst en ondergang van het Amerikaanse Nederlands. Jammer genoeg namen ze nul initiatieven om het erfgoed te bestuderen of te conserveren.

Dröge vertelt nog veel meer bijzondere verhalen. Onder de ‘tawl’ sprekers waren ook nakomelingen van slaafgemaakten. Ze droegen achternamen als De Freece, De Groat, Van Dunk en woonden in de bergen. Of hadden ze vooral Indiaanse voorouders? Bij hun juridische aanspraken op grond beriepen ze zich op koopcontracten uit de koloniale tijd. Overeenkomsten die volgens sommige wetenschappers vervalsingen zijn. Dat brengt de schrijver dan weer op het spoor van een zwendelaar die beweerde de laatste spreker van dit Nederlands te zijn.

Volksliedje: ‘Een Nederlandse Amerikaan’

Een Nederlandse Amerikaan,
die zie je al van verren staan
Een Nederlandse Amerikaan,
die zie je al van verren staan.

Zijn buik lijkt wel een luchtballon,
ik wou dat ik er in prikken kon
Zijn buik lijkt wel een luchtballon,
ik wou dat ik er in prikken kon

Tussen twee stoelen

De Tawl
De Tawl – Philip Dröge
Van deze taalvariant resten dus voornamelijk nog plaatsnamen, vergeten archieven, kranten en amper leesbare teksten op bemoste grafstenen. De Nederlandse Amerikaan verloor zijn taal van herkomst en assimileerde. Een uitkomst die eigenlijk heel voorspelbaar is, vreemder is dat het zo lang duurde. Jammer dat er in de VS weinig lokale belangstelling voor is. In Nederland is het niet anders. Wie kent Peter Stuyvesant, Martin van Buren of romanpersonage Rip van Winkle?

Populair is de Nederlandse Amerikaan alleen bij het kampvuur. Of ‘Een Nederlandse Amerikaan, die zie je al van verren staan’ nu verwijst naar de kale hoofden, geruite blouses of dikke buiken van Stuyvesant of van Buren of wie dan ook, is onbekend. Maar het vers toont wel de vervreemding tussen Nederlanders en hun emigranten. In hun nieuwe land werden deze buitenissige Amerikanen vaak ook niet voor vol aangezien. Het tussen twee stoelen inzitten – is dat niet een oerervaring van landverhuizers?

Gelukkig is er nu dit mooie, prachtig geschreven en vaak humoristische boek over deze lang gekoesterde taal en de sprekers ervan.

Boek: De Tawl – Philip Dröge

×