Oberstdorf is een Duits dorp in het zuidwesten van Beieren dat gemaakt lijkt om op een ansichtkaart te worden afgebeeld. Omringd door imposante bergen trok het ook in de vorige eeuw al volop toeristen. Onder hen koningin Wilhelmina die hier in 1930 haar vakantie in de schone Alpenlucht doorbracht. Ook sportievelingen vonden hun weg naar het populaire vakantieoord om hier met stevige wandelschoenen, een klimuitrusting of ski’s de bergen in te trekken. Gedurende de periode 1933-1945 ontsnapte de idylle echter niet aan de nazidictatuur.
Het gemeentebestuur, de dorpsschool en alle verenigingen moesten zich schikken naar de wetten en dictaten van de nationaalsocialistische overheid. Dorpsbewoners die zich weigerden aan te passen, riskeerden door hun buren te worden verraden en in een concentratiekamp te belanden. In oorlogstijd werden jonge mannen uit het dorp naar het front gezonden, waarvandaan velen nimmer terugkeerden. De dorpssamenleving dreigde uiteen te vallen en zelfs nog decennia nadien zweeg men liever over deze moeilijke tijd.
In A Village in the Third Reich beschrijft de Britse Julia Boyd hoe ingrijpend de levens van bewoners van Oberstdorf veranderden onder Hitler. Ze werd geholpen door de in het dorp geboren Angelika Patel, schrijfster van Ein Dorf im Spiegel seiner Zeit: Oberstdorf 1918-1952. Eerder al publiceerde Boyd het goed ontvangen boek Travellers in the Third Reich, over de ervaringen van buitenlandse bezoekers in Duitsland in de jaren dertig. Hierin toonde ze aan hoe onverschillig en soms zelfs bewonderend buitenlanders aankeken tegen de maatschappelijke veranderingen die ze waarnamen in het Derde Rijk. In haar nieuwe boek gaat het daarentegen grotendeels over de ervaringen van de Duitsers zelf, in hoofdzaak de bewoners van het Alpendorp. Hun reacties op het nazisme zijn uiteenlopender dan je zou verwachten in een dictatuur. We maken bijvoorbeeld kennis met een postbode die een fanatieke nazi van het eerste uur was en in Oberstdorf de lokale afdeling van de NSDAP oprichtte, maar ook met het schoolhoofd van de middelbare school, die een gulden middenweg probeerde te vinden tussen zijn humanistische idealen en de nazidoctrine. Anderen, zoals de dorpspastoor, wezen het nationaalsocialisme af, al moesten ze hun standpunt verhullen om niet in de problemen te raken.
Gleichschaltung
Voordat Boyd begint aan haar beschrijving van Oberstdorf in de periode 1933-1945 schetst ze eerst een beeld van het dorp in de tijd na de Eerste Wereldoorlog en hoe de bevolking reageerde op de politieke opmars van de nazi’s. Een bolwerk van fanatieke Hitlervolgelingen was het niet. Zowel vanwege hun katholieke geloof als het toerisme behielden veel dorpsbewoners afstand tot de nazi’s. De plaatselijke middenstand verdiende geld aan Joodse toeristen en had daarom niets op met het rabiate antisemitisme van Hitler. Toen de dictator in 1933 aan de macht kwam, voltrok de zogenoemde Gleichschaltung zich in het Alpendorp desondanks in een razend tempo. Er kwam een naziburgemeester, verenigingen namen in hun statuten op dat Joden niet langer werden toegelaten als lid en kinderen sloten zich aan bij de Hitlerjugend. Op een ansichtkaart stond een foto van het dorp met op de achtergrond boven de bergen een hakenkruis dat straalde als de zon.
Terwijl de plaatselijke krant vóór 1933 nauwelijks aandacht besteedde aan de nazi’s werden de pagina’s plotsklaps gevuld met artikelen die altijd positief waren over de nieuwe machthebbers. Er heerste veel onderling wantrouwen, want fanatieke nazi’s schrokken er niet voor terug hun dorpsgenoten te verraden. Zo werd een herbergier vanwege het illegaal slachten van vee verlinkt door een dorpsgenoot, die fungeerde als vleesinspecteur, en kon hij nipt ontsnappen aan gevangenschap in een concentratiekamp.
Dienst
Veel jonge mannen uit Oberstdorf dienden in oorlogstijd in de 1. Gebirgs-Division van de Wehrmacht. Aan de hand van dagboeken schetst de schrijfster een beeld van hoe het aan het front was. Ze vertelt ook dat de burgemeester persoonlijk de taak op zich nam om het overlijden van militairen te melden bij hun ouders of echtgenotes. Het bijzondere aan deze in 1934 benoemde burgervader, de schoorsteenveger Ludwig Fink, was dat hij weliswaar een enthousiaste nationaalsocialist was, maar dat hij verschillende personen in nood, onder wie Joden, de hand boven het hoofd hield. Een van hen was een in het dorp alom gerespecteerde molenaar wiens protestantse echtgenote was overleden, waardoor hij zijn beschermde status als gemengd gehuwde verloor. Fink kon hem lang beschermen, totdat de man een oproep kreeg om naar het getto van Theresienstadt te worden gedeporteerd en zelfmoord pleegde.
Redding was er evenmin voor Theodor Weissenberg, die de schrijfster in een apart hoofdstuk herdenkt. De in 1921 in Oberstdorf geboren jongeman was de kleinzoon van een oud-burgemeester en werd vanwege zijn blindheid in 1940 door de nazi’s vermoord in ‘euthanasie’-centrum Grafeneck, ongeveer honderdvijftig kilometer ten noorden van zijn geboorteplaats. Voor mensen met een beperking zoals hij was binnen de ‘genetisch gezonde’ Duitse bevolking geen plek meer. Finks eigen zoon, die leed aan epilepsie, bleef dit lot bespaard doordat hij door zijn ouders op tijd uit de door nonnen gerunde instelling, waar ook Theodor verbleef, naar huis werd gehaald.
Smokkelroute
Een voor Nederlandse lezers interessante bewoonster van Oberstdorf is schrijfster en weldoenster Henriëtte (‘Hetty’) Laman Trip-de Beaufort. Na in 1928 weduwe te zijn geworden, bestierde deze adellijke, kinderloze dame in Oberstdorf een kindersanatorium, genaamd ‘Hohes Licht’, dat ze in de jaren twintig had opgezet. Ze werkte vriendschappelijk samen met de Duitse directrice, Elisabeth Sophie Dabelstein. Beide vrouwen moesten niets hebben van de nazi’s en namen, ondanks dat dit niet toegestaan was, ook Joodse kinderen op in hun sanatorium. Ze registreerden hen als ‘Arisch’. Het sanatorium fungeerde vervolgens als schakel in een smokkelroute waarlangs Joodse kinderen naar Zwitserland werden overgebracht. Hetty smokkelde ook voedsel, kleding en andere benodigdheden naar Nederlandse gevangenen en dwangarbeiders die verbleven in kampen in de omgeving van het dorp. In Nederland werd Hetty voor haar goede daden na de oorlog onderscheiden als officier in de Orde van Oranje-Nassau, Elisabeth als ridder. De daden van beide vrouwen krijgen in dit boek de aandacht die ze verdienen.
Overgave
Dat in een Duitse gemeenschap in oorlogstijd niet alles zo zwart-wit is als je zou denken, blijkt ook uit de oprichting van de Heimatschutz tegen het einde van de oorlog. Bewoners van Oberstdorf organiseerden zich in deze verzetsorganisatie om ervoor te zorgen dat hun dorp zonder bloedvergieten door de geallieerden kon worden ingenomen. Ze namen enkele potentieel gevaarlijke dorpsgenoten gevangen. Toen op 1 mei 1945 de eerste Franse troepen het dorp bereikten, werd Oberstdorf zonder slag of stoot ingenomen. De fronttroepen werden na een dag vervangen door Frans-koloniale Marokkaanse troepen. De mannen met hun rode fez en donkere huidkleur schrokken de lokale bewoners eerst af, maar ze bleken vriendelijker dan de rancuneuze Fransen.
Een Duitse soldaat die in het dorp terugkeerde en zag dat zijn vrouw het huis deelde met Marokkaanse soldaten werd meteen goede vrienden met de vreemdelingen aan wie hij, tot hun genoegen, zijn foto’s toonde van zijn bergbeklimmingen in hun thuisland. De bezetters eisten echter wel veel vee op, waarvan ze het vlees roosterden boven kampvuurtjes die ze verspreid door het dorp aanstaken. De voedselsituatie voor de lokale bevolking verslechterde steeds verder. De Marokkaanse troepen moesten op 7 juli plaatsmaken voor Amerikaanse.
Microkosmos
In het boek worden ook de eerste naoorlogse jaren in Oberstdorf nog behandeld. Er werd toen veel honger geleden en wie lid was geweest van de NSDAP of een andere naziorganisatie werd onderworpen aan denazificatie, die hier betrekkelijk mild verliep. De oprichting in 1949 van de Bondsrepubliek als soevereine staat vormt het slot. In een overzicht van alle aan bod gekomen dorpelingen vat de schrijfster hun levens kort samen. Zo komen we ook te weten hoe het hen na de oorlog verging. Verder bevat de publicatie enkele geografische kaarten en een plattegrond plus een fotokatern. Het voordeel voor de schrijfster was dat veel bronnenmateriaal bewaard is gebleven, mede doordat het oorlogsgeweld het dorp nimmer bereikte.
Voor wie geïnteresseerd is in de gevolgen van historische gebeurtenissen op de levens van gewone mensen, is A Village in the Third Reich een onmisbaar boek. Oberstdorf fungeert hierin als een microkosmos binnen het Derde Rijk waarin lang niet alles verliep zoals je op basis van de buitenkant zou verwachten. Julia Boyd toont aan dat ook in dit dorp in nazi-Duitsland de grenzen tussen goed en fout vervaagden en dat het onhoudbaar is om de Duitsers alleen als dadervolk te beschouwen.