Onderduikers in het Olympisch Stadion

7 minuten leestijd
Exterieur van het Olympisch Stadion in 1971
Exterieur van het Olympisch Stadion in 1971 (CC0 - Rob Mieremet / Anefo)
Het Olympisch Stadion in Amsterdam speelt al ruim zeventig jaar een belangrijke rol in het leven van oud-sportjournalist Bab Barens. In het recent verschenen boek Mijn Olympisch Stadion, bundelt hij verhalen over het stadion, dat hij als zijn tweede thuis beschouwt. Op Historiek publiceren we de komende tijd enkele fragmenten. Vandaag een stuk over de Tweede Wereldoorlog.

Onder het dak van de tribune

Tijdens de oorlog zaten er onderduikers in het stadion op slechts enkele meters afstand van de Duitse soldaten en hun officieren. Pas vele jaren later zijn beetje bij beetje steeds meer verhalen naar buiten gekomen over het onderduiken in het stadion waar bijvoorbeeld wielrennen en voetbalwedstrijden in de oorlog gewoon doorgingen en zelfs bokswedstrijden door de Duitsers werden georganiseerd op het middenveld.

Een bejaarde man die in de buurt van het stadion woonde vertelde tijdens een van mijn rondleidingen dat hij een van de mensen was die ondergedoken hadden gezeten in het stadion. Helaas was hij ineens verdwenen en kon ik zijn telefoon en adres niet meer achterhalen waardoor er misschien een bijzonder verhaal verloren is gegaan. Ik heb via Facebook en dergelijke nog getracht meer mensen te vinden die in de oorlogsjaren in het stadion ondergedoken hadden gezeten, maar zonder succes helaas.

Cor Jongkind, die destijds met zijn ouders in een van de portiershuisjes woonde, voetbalde zelfs met Duitse soldaten in het stadion, al waren dat nog jongens, niet ouder dan een jaar of zestien, zeventien en opgeroepen omdat de Duitsers niet genoeg oudere soldaten meer hadden. Hieronder het verhaal van Cor Jongkind dat ik een aantal jaren geleden met hem in zijn huis in Amstelveen heb gemaakt. Toen ik aankwam stond de bijna 89-jarige Jongkind op een trapje boven zijn hoofd te schilderen!

Vader Frederic was technisch elektricien, die heeft nog meegewerkt aan de aanleg van de eerste verlichting in het stadion in 1929. Niet die tegenwoordige lichtmasten, nee, er werden draden gehuurd van het Gemeente Vervoer Bedrijf en tussen de marathon- en eretribune opgehangen met daaraan lampen, op ongeveer vijftien meter hoogte. Het was voor het eerst op het gehele vaste land van Europa dat er een voetbalwedstrijd in de avond kon worden gespeeld, tegenwoordig is het heel normaal dat in de avond het licht aangaat, bij welke club dan ook.

In die beginjaren werden veel Nederlandse mannen van tussen de zeventien en veertig jaar oud verplicht te werk gesteld in de oorlogsfabrieken in Duitsland, maar in 1944, ik was toen vijftien jaar, werd die leeftijd opgevoerd naar veertig en vijftig jaar omdat er van de jongere groep niet genoeg meer over waren. Die leeftijdsverhoging was de reden dat mijn vader en mijn drie ooms onderdoken. Ze wisten dat er onder het dak van de marathontribune een grote verborgen ruimte zat waar zelfs een tafel met stoelen stond. Bij een eventuele ontdekking door de Duitsers konden ze ontsnappen via een van de twee luiken die zich aan beide kanten van de ruimte bevonden. Als je er later over nadenkt besef je dat het heel bijzonder is geweest.

Mijn vader en mijn ooms hebben in die periode uiteraard nooit verteld dat zij ondergedoken zaten in het stadion, dat was veel te gevaarlijk. En ook niet hoe lang, misschien waren het dagen of weken. Of ik mijn vader weleens miste? Eigenlijk niet, eenvoudig omdat hij vaker langere tijden weg was.

Fietsen die afgepakt waren werden tegen de hekken van de bijvelden van het stadion gezet en door soldaten met herdershonden bewaakt tot ze met vrachtwagens naar Duitsland werden gebracht. Er stonden daar ook voertuigen van het Nederlandse leger die
door de Duitsers in beslag waren genomen.

Wat ik ook nog weet, was dat in de catacomben onder de eretribune de Duitsers vliegtuigonderdelen hadden opgeslagen en ook op een van de bijvelden op het gravelveld. Ik mocht in die oorlogsjaren altijd met een paar vriendjes in het stadion voetballen en later speelden we ook tegen Duitse soldaten, dat waren nog jonge jongens, van een jaar of zeventien. Want ook die stuurden de Duitsers het laatste jaar in 1944 wegens gebrek aan oudere soldaten de oorlog in. Ze moesten eerst trainen met gasmaskers op en mochten daarna met ons voetballen.

De op 92-jarige leeftijd in 2015 overleden Amsterdammer Henk Faanhof, oud-wielrenner en amateur wereldkampioen op de weg (hij reed ook op de baan), vertelde niet lang voor zijn overlijden over het stadion her volgende aan mij:

In de oorlogsjaren hielden onderduikers zich ook verborgen in de toen nog enorme catacomben onder het stadion aan de marathonkant. Dat waren joden en mensen die een oproep hadden gekregen om te gaan werken in Duitsland. Soms wel twintig, dertig man tegelijk. De catacomben hadden een ingewikkeld gangenstelstel met veel opberghokken en veel kleedkamers waar je gemakkelijk in kon verdwalen. Ik geloof dat er alleen al achtenveertig kleedkamers waren en voor de gangmakers van de renners waren er wel zo’n twintig boxen waarin de motoren ondergebracht werden, inclusief zelfs een hele werkplaats met een brug.
Wielrenner Henk Faanhof in 1952
Wielrenner Henk Faanhof in 1952 (CC BY-SA 3.0 NL – Noske, J.D. / Anefo)

De voormalige wielrenner Faanhof die ooit in 1954 een etappe in de Tour de France won met finish in Bordeaux en in 1949 wereldkampioen bij de amateurs op de weg werd:

Op de eretribune zaten tijdens de wedstrijden onder meer hooggeplaatste Duitse militairen te kijken en die hadden gelukkig niet het geringste vermoeden dat aan de andere kant onder het beton van de wielerbaan mensen ondergedoken zaten. Er waren genoeg mogelijkheden om je voor een langere periode daar goed te kunnen verstoppen, er was zelfs een keuken met een gasstel waarop gekookt kon worden. Sommige onderduikers zaten wel een half jaar verborgen. Ikzelf was zeventien toen de oorlog uitbrak en vanaf die leeftijd kon je worden opgepakt om tewerk gesteld te worden in de oorlogsfabrieken in Duitsland.

Er waren heel wat momenten dat de boel verraden of ontdekt had kunnen worden. Faanhof:

Het was heel spannend en ik heb hem regelmatig geknepen. Via de gangen kon je ook naar sommige tribunes. Een van die Duitse militairen was een liefhebber van motoren en liep af en toe met de gangmakers onder de marathontribune mee naar de boxen. Dan hoef ik je niet te vertellen dat wanneer een van de onderduikers op dat moment toevallig in de gang had gestaan het afgelopen was geweest, met alle gevolgen van dien. Over onderduiken sprak je vanzelfsprekend niet met anderen want je wist nooit of iemand die dat hoorde de boel zou verraden. Ook in andere stadions in Nederland zaten onderduikers, zoals in het oude Goffert Stadion in Nijmegen en in de oude Galgenwaard in Utrecht waar ik op beide banen nog wel eens een wedstrijd gereden heb.

Tijdens de oorlogsjaren werd er bijna iedere dag op de baan van het stadion getraind, onder andere door Arie van Vliet en Jan Derksen, beiden veelvoudig wereldkampioen sprint. Jan Derksen, in 2011 overleden, vertelde ooit:

“Zelfs de Duitse soldaten stonden in het stadion naar onze trainingen te kijken, dat vonden ze prachtig. Tot ongeveer halverwege 1943 werden er nog wedstrijden gereden achter de grote motoren die vooral in Duitsland erg populair waren. Maar op een gegeven moment was er geen brandstof meer en ging men over op vijftig kilometer zonder gangmaking.”
‘Maar Jan, dan moet jij toch geweten hebben dat er onderduikers in het stadion zaten als je bijna dagelijks in het stadion trainde?”
“Nee, er is mij diverse keren gevraagd of ik er vanaf wist en ik dacht wel op de hoogte te zijn van wat er in het stadion gebeurde, maar dat bleek niet zo te zijn. Ja, later na de oorlog kwamen bij mij ook die verhalen binnen, maar op dat moment zelf heb ik nooit een vermoeden gehad, laat staan iets gezien.”

Gestolen fietsen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden door heel het land fietsen gestolen, ‘verzameld’ door de bezetter. In Amsterdam was het Olympisch Stadion een van de plekken waar ze moesten worden ingeleverd en daarvandaan werden ze met vrachtwagens naar Duitsland gebracht. Uiteindelijk ging het om wel dertigduizend fietsen, zowel op het stadionplein als binnen de hekken van het stadion. Een massale fietsenroof waarover na de oorlog door Nederlanders en dus ook door mijn vader en later door mij altijd cynische grappen werden gemaakt. Als een Duitser je bijvoorbeeld om de weg vroeg zei je: ‘Geef eerst mijn fiets maar terug!’ Ik moet nog altijd lachen als ik eraan denk dat aan bijna al die fietsen wel wat mankeerde wanneer men ze inleverde: lekke banden of zelfs helemaal geen banden, kapotte kettingen, geen lichten en ga zo maar door.

Sport ging in de oorlogsjaren gewoon door. De belangstelling nam zelfs toe en de stadions zaten vol omdat sport een van de weinige dingen was die mensen nog bond. Zo werd op 29 mei 1944 de voetbalwedstrijd De Volewijckers tegen Heerenveen in een vol Olympisch Stadion gespeeld. De Volewijckers werden kampioen van Nederland via een 4-3 overwinning. Na afloop waren er
razzia’s van de Duitsers bij de uitgangen.

Mijn Olympisch Stadion - Bab Barens
Mijn Olympisch Stadion – Bab Barens
Een jaar eerder, op 6 juni 1943, speelde zelfs Feyenoord in het stadion van Amsterdam. De burgemeester van Rotterdam had het verboden om in de Kuip te spelen vanwege het grote risico op luchtaanvallen. Het betrof de finale om het kampioenschap van Nederland: Feyenoord tegen ADO (1-3 voor ADO).

Joop Stoffelen, mijn oud-trainer bij Neerlandia en voormalig aanvoerder van Ajax en speler van het Nederlands elftal, had me weleens verteld dat hij en zijn medespelers tijdens een wedstrijd in de oorlog in het oude Ajax-stadion aan de Middenweg onder de tribune hadden moeten duiken vanwege luchtalarm en daarna gewoon weer verder speelden.

Ook in het Olympisch Stadion werd ondergedoken

0
Reageren?x
×