Onrust in het revolutiejaar 1848

Democratische experimenten in Parijs en Berlijn
8 minuten leestijd
Massale optocht naar het kantoor van de revolutionaire krant Le National, onder het zingen van het lied ‘Mourir pour la Patrie’
Massale optocht naar het kantoor van de revolutionaire krant Le National, onder het zingen van het lied ‘Mourir pour la Patrie’

Revolutie in Parijs: februari 1848

Hij was de laatste koning van Frankrijk. Toen Lodewijk Filips op 24 februari 1848 het opstandige Parijs ontvluchtte, hoopte hij dat zijn minderjarige kleinzoon ooit de verzwakte monarchie zou herstellen. Maar nog voor hij Engeland had bereikt, werd achter hem de jonge troonpretendent door het parlement weggehoond en werd het paleis aan de Tuilerieën geplunderd. Een revolutionaire volksmassa gooide de koninklijke troon uit een raam van het paleis om hem naar de Place de la Bastille te dragen. Daar werd het meubel onder luid gejoel in brand gestoken op de sokkel van het monument voor de Julirevolutie – de revolutie waarin Lodewijk Filips achttien jaar eerder dezelfde troon had verworven.

Revolutie 1848. De troon van Lodewijk Filips wordt verbrand op het monument voor de Julirevolutie (1830) op het Place de la Bastille.
De troon van Lodewijk Filips wordt verbrand op het monument voor de Julirevolutie (1830) op het Place de la Bastille.

De bestorming van het paleis had veel weg van een georganiseerde actie. Het sterk geritualiseerde vandalisme van de paleisbestorming en troonverbranding kenmerkt de sfeer van de revolutie van 1848. Hier werd een rekening vereffend. Het volk van Parijs nam wraak op de quasiliberale monarchie die het in de Julirevolutie van 1830 het uitzicht op ingrijpende politieke hervormingen had ontnomen. Ditmaal verloor niet de koning zijn hoofd, zoals in 1793, maar moest zijn troon het ontgelden op het altaar van het Franse republicanisme: het plein waar in 1789 de Bastille was bestormd.

De kruitwolken die sinds twee dagen over de stad hingen trokken weg. Aarzelend verlieten de revolutionairen hun barricaden van straatstenen, puin, meubilair, karren en afval. Toch was de strijd niet voorbij. Drukpersen ratelden dag en nacht. Aanplakbiljetten en pamfletten riepen de Parijse bevolking op de wapens niet neer te leggen tot deze revolutie zou eindigen in het voordeel van ‘het volk’. Die dag, 24 februari, nam een groep republikeinse journalisten het initiatief. Zij vormden een Voorlopige Regering en riepen de Tweede Republiek uit.

Euforie vulde de Parijse straten en pleinen. De revolutie leek geslaagd: de koning was verjaagd, een republiek was gesticht. Onmiddellijk riep de nieuwe regering het algemeen kiesrecht uit, schafte nu ook in de overzeese gebieden de slavernij af en kondigde ingrijpende sociale hervormingen aan. Eén daarvan was een overheidsgarantie op werkgelegenheid. In een paar weken tijd gebeurde wat een maand eerder nog onmogelijk had geleken. Tekenend zijn de woorden van een observerende intellectueel, die ondanks zijn gematigd republikeinse opvattingen werd gegrepen door de geest van de revolutie:

‘Sinds 24 februari maken wij het meest uitzonderlijke schouwspel mee dat een volk ooit heeft teweeggebracht sinds het ontstaan van de wereld. De pers is vrij verklaard van elke hindernis; alle Fransen, zonder uitzondering, genieten het onbeperkte recht om hun gedachten te uiten. De woorden Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap zijn in alle openbare monumenten gekerfd en worden door alle monden nagezegd; we horen onophoudelijk en overal roepen dat burgers gelijk zijn en dat zij broeders zijn, en dat het individuele welbevinden een direct gevolg moet zijn van het gemeenschappelijke.’

Revolutie 1848. Met de Februarirevolutie van 1848 explodeerde de drukpers in Parijs
Met de Februarirevolutie van 1848 explodeerde de drukpers in Parijs
Met het opheffen van het ‘dagbladzegel’ kwam op 26 februari een voorlopig einde aan de censuur op de drukpers. In een mum van tijd waren de muren van de stad bedekt onder een zee van aanplakbiljetten en gingen politieke vlugschriften van hand tot hand. De meest obscure pamfletten, boeken en almanakken die de censuur van vóór de revolutie beslist niet zouden hebben doorstaan, vulden vrijelijk de openbare ruimte als producten van een koortsachtig publiek debat. Parijse papierhandelaren waren binnen acht dagen door hun voorraden heen. Honderden nieuwe kranten werden opgericht, veelal niet meer dan twee pagina’s dik, en voor een paar cent verkocht op straathoeken en in cafés. Ze droegen ronkende titels: La Voix du Peuple, Le Peuple Souverain, La Vraie République, Le Père Duchêne (naar de gevreesde revolutiekrant uit de jaren 1790-1794). Ook kranten die vóór de revolutie ondergronds of onder strenge beperkingen waren uitgegeven bloeiden op, zoals het republikeinse La Réforme en de arbeiderskranten L’Atelier en La Fraternité. Niet alleen de geletterden lazen de krant, zelfs analfabeten konden in cafés luisteren naar kranten die hardop werden voorgelezen.

De oude symboliek van de Franse Revolutie werd afgestoft. De rode sjerpen en mutsen verschenen weer in het straatbeeld – zelfs het ruiterstandbeeld van Zonnekoning Lodewijk XIV op de Place des Victoires werd gekroond met een bonnet rouge. Bij manifestaties verzamelden de duizenden deelnemers zich onder banieren van hun beroepsvereniging of politieke club, zwaaiend met één van beide vlaggen. Uit volle borst zongen zij de Marseillaise en andere revolutionaire liederen, waaronder ook veel nieuwe lofzangen op 1848. Onder de door de Februarirevolutie geïnspireerde liedschrijvers bevond zich Eugène Pottier, die in 1871 zou vechten als communard en vooral bekend werd als schrijver van de Internationale. Al in april 1848 voelde de arbeider en beginnende dichter zich geroepen een loflied te schrijven op dat arme volk op de barricade:

Nee! Het [volk] heeft geen goud nodig op zijn wonden;
Maar rechten en brood! […]
Zijn recht, is dat het eindelijk meeweegt
op de weegschaal van zijn lot;
Wat het [volk] wil, is dat op Franse bodem
eindelijk elk mens burger is!

Het zingen van liederen ging veelal gepaard met andere rituelen, tot volledig georkestreerde manifestaties aan toe. Daarbij werd teruggegrepen op een ander symbool van de Franse Revolutie: de vrijheidsboom. De regering investeerde tussen februari en mei een som van 2626 francs in het planten van arbres de la liberté in Parijs. Daarnaast was er de omvangrijkere ‘wilde aanplant’: spontane acties door burgers die met zoveel theater en folklore hun liefde voor de Republiek toonden en naar believen zoveel vrijheidsbomen bleven planten, dat het voor omwonenden ronduit irritant werd.

Revolutie 1848. Het planten van een ‘vrijheidsboom’ in Parijs om de revolutie te vieren.
Het planten van een ‘vrijheidsboom’ in Parijs om de revolutie te vieren.

De symboliek van de Revolutie en van de Republiek werd in publieke manifestaties zelfs verbeeld in de vorm van levende allegorieën, door verklede acteurs die op karren urenlang in dezelfde pose een republikeinse deugd uitbeeldden. In de stoet op 4 maart, die de gevallenen van de barricadestrijd van 22 tot 24 februari naar hun laatste rustplaats bracht op de Place de la Bastille – onder de gedenkzuil van de Julirevolutie van 1830 – werd in groot ceremonieel een godin van papier-maché op een kar meegetroond. Een levende allegorie werd voor een rouwstoet wat onsmakelijk geacht. Een ander voorbeeld van de hang naar revolutionaire symboliek in 1848 was de ‘beeldenmanie’: de drang om overal revolutionaire standbeelden te plaatsen. Ook de gewone burger moest over zulke beelden kunnen beschikken, dus werden duizenden munten, medailles en insignes geslagen met revolutionaire afbeeldingen en teksten. Die dienden als erkenning van een prestatie ten dienste van de Republiek, als bewijs van inzet voor een republikeinse club of comité of gewoon als souvenir dat werd gekocht door iedereen die wilde getuigen van een republikeinse inborst.

De revolutionaire euforie van 1848 bracht een golf van politiek activisme op gang in de Franse hoofdstad. Zelf mee kunnen doen in de politiek, zelf meebeslissen – dat was de belofte van de Februarirevolutie. De combinatie van persvrijheid en de vrijheid van vereniging en vergadering creëerde een nieuwe publieke sfeer, een ruimte waarin zich plotseling een open en vrijwel onbeteugeld publiek debat ontwikkelde over uiteenlopende politieke en sociale kwesties. Voor het participeren in debatten en het organiseren van politieke acties gingen de Parijzenaren naar clubs, politieke gelegenheidsverenigingen die bepalend waren voor het publieke debat in de maanden na de revolutie. Op de muren van de onrustige stad viel te lezen:

‘Broeders! Naar de clubs dus; overal clubs, dat de clubs Frankrijk mogen verlichten. Alles voor het volk en door het volk.’

En Parijs ging naar de clubs, met tienduizenden tegelijk. Gedurende enkele maanden was de stad in de greep van een organisatiemanie, van een debatgekte. Zoals Garnier-Pagès, minister in de Voorlopige Regering van 1848, het zich later zou herinneren: ‘Parijs had de clubkoorts.’

Revolutie in Berlijn: maart 1848

Opeens stond hij daar, onbewaakt op het plein voor zijn eigen paleis midden in Berlijn, omringd door zijn woedende onderdanen. Aan zijn voeten zag Frederik Willem IV, de koning van Pruisen, tientallen doodskisten staan. Het was 19 maart 1848. In de kisten lagen de Berlijners die in de voorgaande avond en nacht in een korte maar hevige barricadestrijd waren gesneuveld. De vorst had in de ochtend zijn leger teruggetrokken en was daarna door demonstranten gedwongen uit zijn paleis te komen en onder ogen te zien wat hij had ‘aangericht’. ‘Muts af!’ schreeuwde iemand in de menigte. De Pruisische vorst gehoorzaamde en nam lijdzaam zijn veldmuts in de hand. Hij stamelde iets onsamenhangends, vond niet de juiste woorden en droop af.

Koning Frederik Willem iv maakt daags na de revolutie een rit door de stad, om zijn verzoeningsgezindheid te tonen.
Koning Frederik Willem IV maakt daags na de revolutie een rit door de stad, om zijn verzoeningsgezindheid te tonen.

Drie dagen later, op 22 maart, werden de doden begraven. In een lange optocht werden 187 gesneuvelden naar hun collectieve laatste rustplaats gedragen in het nieuwe Volkspark Friedrichshain, net buiten de noordoostelijke stadsmuren. De stoet was ingedeeld naar beroepsgroep of schutterijafdeling van de slachtoffers. Elk deel van de stoet werd voorafgegaan door een muziekkorps en gevolgd door duizenden rouwende mannen, vrouwen en kinderen. Het aantal mensen dat op de been was, werd geschat op bijna honderdduizend. Met daarbij nog hetzelfde aantal aan toeschouwers langs de kant van de weg, was ongeveer de helft van alle Berlijners op straat aanwezig. Telkens wanneer een nieuwe sectie van de stoet het paleis passeerde, verscheen de koning op het balkon en betuigde hij zijn eer aan de slachtoffers door zijn hoofddeksel af te nemen. Het duurde uren voor de laatste kist op de begraafplaats was aangekomen.

De Maartrevolutie was een behoorlijke afgang voor de Pruisische vorst uit het machtige huis Hohenzollern. Frederik Willem IV had bij zijn kroning in 1840 nog weinig reden tot ongerustheid gehad en dacht de tijdgeest te kunnen temmen door een liberale koers te varen, maar in 1848 dreigde er iets hopeloos mis te gaan. De toch al gespannen verhoudingen in Pruisen waren op scherp gezet door de berichten uit Parijs, waar de Franse koning op 24 februari het hazenpad had gekozen en waar de Tweede Republiek was afgekondigd. Ook diverse Pruisische revolutionairen hadden hun kans geroken en hadden in de weken erna een reeks volksvergaderingen georganiseerd. Daar werd een lijst opgesteld met politieke hervormingen die van de koning werden verlangd.

1848 – Clubkoorts en revolutie (Geerten Waling)
1848 – Clubkoorts en revolutie (Geerten Waling)
De koning aarzelde lang. Te lang, zo bleek op 18 maart toen hij uiteindelijk concessies deed aan de menigte die zich had verzameld voor zijn stadspaleis. Zijn beloofde hervormingen werden niet met vreugde ontvangen maar met argwaan. Gemor klonk, protest, tumult. Twee schoten werden gelost. De menigte stoof alle kanten op. Terwijl de koninklijke troepen het plein schoon veegden, werden enkele straten verderop de eerste barricaden opgeworpen. Een dichter blikte erop terug:

Bliksemsnel zie ik op de hoeken,
Met weinig spul barricaden bouwen.
Slechts enkele wapens, om moed in te zoeken,
Alleen het hart, de vuist, gaven het vertrouwen.
Rijk of arm, geen scheidslijn die ons beperkte,
Zowel de proletariër als de burgerheer –
Niet in ’t getal zochten wij de sterkte,
Maar in eigen gemoed – beter gedenken wij weleer!

Toen op 19 maart de ochtend gloorde, vertoonde Berlijn de sporen van een veldslag. Naast de ongeveer 200 doden waren er minstens zoveel gewonden. De straat was veranderd in een ravage van barricadehout, puin, bloed. Toch was de sfeer uitbundig: de koning leek eieren voor zijn geld te hebben gekozen en trok het leger terug uit de stad. Was nu, drie weken na de Parijse revolutie, de beurt aan Berlijn?

Fragment uit het boek 1848. Clubkoorts en revolutie waarin historicus Geerten Waling de link legt tussen de Franse Februarirevolutie en de Maartrevolutie die daarop volgde: die van Berlijn. In deze ‘Europese lente’, die het hele continent over zou gaan, werden democratische experimenten gehouden en ontstond het publieke debat. Hoewel beide revoluties maar kort duurden, hadden ze volgens de auteur wel degelijk invloed op het huidige politieke leven.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×