New York, 1939
Dinsdag 4 juli 1939, een hete, vochtige Onafhankelijkheidsdag in New York City. Ver weg, aan de overkant van de Atlantische Oceaan, leek Europa voor de tweede maal in een generatie nog eens in galop op een volledige oorlog af te stevenen, maar hier in Amerika, het land van de vrijheid, leek de groeiende crisis ver verwijderd. De meeste mensen in de Verenigde Staten hadden na tien jaar bittere depressie ruimschoots genoeg aan hun eigen zorgen. Er waren weliswaar tekenen van herstel, maar die tekenen waren er drie jaar daarvoor ook geweest, en toen was er een volgend dal. De eerste zorg van Amerikanen was werk vinden en brood op de plank, en niet verwikkeld raken in wat er daar in de oude wereld gebeurde. Hoe dan ook: velen in de VS behoorden tot de eerste of tweede generatie Europese Amerikanen en hadden de reis over de Atlantische Oceaan gemaakt met een doel, en voor de meerderheid van hen was dat doel: ontsnappen naar een beter leven. Amerika leek een land vol mogelijkheden, een land van vrede, en het was, ondanks de pijn van de recessie, verreweg het modernste en progressiefste land ter wereld. Europa, met haar geschiedenis van despoten en oorlogen, hongersnood en pest, was een heel ander deel van de wereld. En nu was het gekibbel aan de overkant van de Atlantische Oceaan dus begonnen aan een volgende ronde. Laten ze het maar zelf uitvechten; er waren wel andere zaken om over na te denken dan een krankzinnige met een mallotig snorretje.
Dingen om over na te denken waren bijvoorbeeld honkbal, en op die klamme zomerdag in New York meer specifiek over één honkbalspeler. Honkbal was de nationale sport van het land, voor tal van miljoenen een obsessie, en Lou Gehrig was niet alleen een van de beste slagmannen ooit, zijn naam lag in heel Amerika op ieders lippen: hij was beroemder dan welke andere levende Amerikaan dan ook. Tijdens zijn loopbaan bij de New York Yankees, die maar liefst zeventien seizoenen had geduurd, had hij zesmaal meer dan veertig homeruns geslagen, en hij had er sinds 1927 maar één keer minder dan dertig per seizoen op zijn naam gebracht; hij had een van de hoogste RBI’s in de geschiedenis en constant de hoogste slaggemiddelden gehaald. Zijn verbijsterende record van 2130 opeenvolgende wedstrijden zou meer dan vijftig jaar standhouden; dat was de reden waarom het zo onbegrijpelijk was dat zijn conditie begin 1939 zo dramatisch instortte. Er was duidelijk iets aan de hand. Hij had zelf gemerkt dat hij zich halverwege het voorgaande seizoen vermoeid was gaan voelen, maar tijdens de voorjaarstraining leek hij al zijn kracht, die kenmerkend was voor zijn spel, te hebben verloren. Op een zeker moment was hij zelfs op het veld in elkaar gezakt. Tijdens zijn eerste wedstrijd in de hoofdklasse kreeg hij het te kwaad en nog voor de tweede had hij plaatsgenomen op de bank. Zijn loopbaan was ten einde.
In de beroemde Mayo Clinic in Rochester, Minnesota, ontdekte men op zijn zesendertigste verjaardag, 19 juni, dat hij leed aan een zeldzame degeneratieve ziekte, amyotrofische laterale sclerose. Zijn levensverwachting was nog ongeveer drie jaar, als hij geluk had.
De Yankees en de honkbalwereld waren in shock. Lou Gehrig was niet zo’n kleurrijke persoonlijkheid als zijn vroegere ploeggenoot Babe Ruth, maar hij werd gerespecteerd vanwege zijn rustige dienstbaarheid en zijn verbazingwekkende kracht en behendigheid. Hij had altijd zijn knuppel het woord laten doen, maar op deze 4 juli 1939 zou hij een van de beroemdste toespraken houden in de geschiedenis van de sport. Dinsdag 4 juli, zo hadden de New York Yankees besloten, was ‘Dag van Waardering voor Lou Gehrig’, en bijna 62 000 fans verdrongen elkaar in het Yankee Stadium om een dubbelwedstrijd tegen de Washington Senators te zien, waar in de rust de grote slagman voor de laatste maal zijn opwachting bij de plaat zou maken tijdens een plechtigheid die door Babe Ruth en de burgemeester van New York, Fiorello H. La Guardia, zou worden bijgewoond.
In het publiek bevond zich de veertienjarige John E. Skinner uit New Brunswick aan de overkant van de Hudson in New Jersey. Hij was zelf een enthousiaste en veelbelovende jonge honkballer en een fan van de Yankees en hij was door een vriend van zijn vader meegenomen om Gehrig voor het laatst te zien. Wat hem het meest had geschokt was de verandering in het uiterlijk van de grote slagman. Gehrig was een grote man geweest maar leek nu wel gekrompen: zijn beroemde shirt met nummer 4 hing slap om zijn schouders en zijn broek plooide lelijk om zijn middel.
‘Voordat de plechtigheid begon,’
…zei Skinner,
‘stelde je je voor hoe Gehrig de bal het stadion uit knalde, maar nu, nu je zag hoe hij zich overeind moest trekken om uit de dug out te komen, dat was erg treurig.’
Terwijl er toespraken werden gehouden en cadeaus overhandigd stond Gehrig daar, zijn pet in zijn hand ronddraaiend en ongemakkelijk kijkend. Uiteindelijk was het de beurt aan de stille man om enkele woorden te zeggen. De menigte scandeerde zijn naam en applaudisseerde toen hij naar de microfoon stapte. Terwijl hij zijn keel schraapte zweeg hij, zijn handen ongemakkelijk op zijn heupen, zijn hoofd gebogen. ‘De afgelopen twee weken,’ zei hij, ‘hebt u kunnen lezen over een tegenvaller.’ Hij pauzeerde en voegde er toen aan toe: ‘Vandaag beschouw ik mezelf als de gelukkigste man ter wereld.’ De tijd die hij had gehad, de spelers met wie hij had gespeeld, het gezin dat hij had. ‘Ik heb werkelijk geluk gehad,’ zei hij.
Achter John Skinner stonden twee enorme kerels te huilen als baby’s. ‘Ze waren […] echt ontroerd,’ zegt Skinner. ‘Het was een ontroerende ervaring.’ Het was een toespraak waaruit nederigheid en moed spraken, van een sportheld die blijk gaf van verbazingwekkende lef tegenover een hard lot. Voordat de aanstaande oorlog zou uitbreken zou John Skinner zelf iets van die moed nodig hebben. Hetzelfde gold voor miljoenen andere Amerikanen – maar dat konden ze niet weten op die hete zomermiddag in New York.
Delabrook, VS
Een paar honderd mijl ten zuiden van New York, slechts één dag later, dreef Franklin Delano Roosevelt aan boord van het presidentiële jacht, de USS Potomac, een schip dat hij graag het ‘drijvende Witte Huis’ noemde, de Patunxet af. Hij was op bezoek geweest bij zijn goede vriend en adviseur Harry Hopkins, die door ziekte was geveld en lag te herstellen in Delabroke, een prachtig, aan de rivier gelegen huis van voor de Revolutie dat hij die zomer had kunnen lenen. Hopkins had tal van de kernprojecten van Roosevelts New Deal op poten gezet, gecontroleerd en aangestuurd: steuninstellingen waarin de regering grote bedragen investeerde om banen en openbare werken te creëren en het land uit de depressie te helpen kruipen. Het grootste van deze werkgelegenheidsprojecten, de Works Progress Administration ofwel WPA, was vanaf 1935 de hoofdmoot van de New Deal geweest en had tot de voorgaande zomer onder de leiding van Hopkins gestaan, tot hij had moeten bijkomen van een gemene kankeraanval waarbij twee derde van zijn maag was weggenomen. Nu, achttien maanden na zijn behandeling, kon hij niet meer op een fatsoenlijke manier voedsel verteren. Net als Lou Gehrig leek Hopkins stervende.
Zijn dood zou een enorme klap zijn voor de president, die een sterke band had met deze magere, ziekelijke man met zijn messcherpe gevatheid, dynamische organisatorische vermogens en geslepen oordeel. Sinds kortere tijd was FDR, zoals de president bekendstond, Hopkins gaan inzetten in een andere rol. De dreigende oorlog in Europa was dan misschien niet het eerste wat de meeste Amerikanen bezighield, maar het nam nu zeker wel een centrale plaats in het denken van de president in, en dat was al een tijdje het geval. Hij begreep dat Amerika instinctief isolationistisch ingesteld was en was daar zelf ook sterk toe geneigd. Maar toen de Fransen en Britten de voorgaande herfst in München aan de eisen van Duitsland hadden toegegeven en het Duitstalige Sudetenland in Tsjechoslowakije hadden afgestaan, was hij meer gaan nadenken over de veiligheid van Amerika zelf. Een conflict in Europa had hem steeds waarschijnlijker geleken, maar hoewel velen in Washington veronderstelden dat Amerika niets zou overkomen terwijl Europa ten oorlog trok, wist FDR dit niet zo zeker, vooral niet in een tijd waarin de luchtmacht een steeds belangrijker rol ging spelen.
Sinds de naweeën van München was Roosevelt ervan overtuigd geraakt dat Hitler krankzinnig was, en uit op wereldheerschappij, en mocht hij Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië verpletteren, dan zou hij zich daarna tegen de VS keren. Hij hoopte nog steeds oorlog te voorkomen, maar geloofde dat de beste manier om dit te bereiken gelegen was in snelle herbewapening, met name op het gebied van de luchtmacht. Van de Duitsers was bekend dat ze een grotere luchtmacht hadden dan Groot-Brittannië en Frankrijk, en in de zomer van 1939 over een groter vermogen beschikten om deze voorsprong vast te houden. Het einde van het voorgaande jaar had hij Hopkins op een vertrouwelijke missie naar de westkust gestuurd om te bekijken of men daar vliegtuigen zou kunnen bouwen en hoe men er in allerijl de productie zou kunnen opvoeren. Hopkins had een gunstig rapport uitgebracht. FDR had gehoopt vliegtuigen te kunnen verkopen, vooral aan Frankrijk en Groot-Brittannië. Als de Duitsers daar lucht van kregen zouden ze zich misschien wel twee keer bedenken voor ze de twee grootste mogendheden van Europa te lijf gingen; hij beschouwde Groot-Brittannië en Frankrijk als Amerika’s frontlinie, waar zich in de lucht de kritieke strijd zou afspelen. Amerikaanse vliegtuigen zouden dan het verschil kunnen maken.
Een struikelblok was echter de Neutraliteitswet van 1937, die een embargo inhield op de verkoop en verscheping van wapens naar welk oorlogvoerend land ook, of het nu om agressieve dictaturen of bevriende democratieën ging. Groot-Brittannië kon bijvoorbeeld de bepalingen omzeilen door bestaande fondsen in de VS te gebruiken en de goederen met zijn eigen schepen vanuit Canada te vervoeren, maar het leed geen twijfel dat intrekking van de wet duidelijk zou maken wat de bedoelingen waren en een waarschuwingsschot zou zijn voor nazi-Duitsland.
Het wetsvoorstel tot intrekking van de Neutraliteitswet was de maand daarvoor in het Huis van Afgevaardigden ingediend, en op 30 juni was er een in elkaar geflanst halfbakken amendement aangenomen. Nu, terwijl Harry Hopkins en zijn dochter Diana en zijn zoons Robert en Stephen zich bij de president op zijn jacht voegden, wachtten ze op de uitspraak van de Senaat.
Het antwoord kwam een paar dagen later, op 11 juli. Het embargo zou gehandhaafd blijven, maar de bepalingen aangaande betaling en transport zouden eruit worden gehaald. Voortaan mochten Amerikaanse schepen vrijelijk handelen als het tot een oorlog zou komen. En wat een volledige intrekking van de wet betrof, welnu, die werd uitgesteld tot de volgende zitting, in 1940. Het was wat een commentator noemde,
‘een negatief compromis tussen isolationisme, collectieve veiligheid, Washingtonse verhitte geesten en politiek gedoe.’
Rome, Italië
Ver weg, overzee, in Rome, spande de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken, Galeazzo Ciano, graaf van Cortellazo en Buccari, zich juist tot het uiterste in om zich te verzoenen met het feit dat een van zijn naasten al dood was. Zijn vader, admiraal Costanzo Ciano, een zeer gedecoreerde held uit de Eerste Wereldoorlog, was op 26 juni overleden, enigszins onverwacht en pas drieënzestig jaar oud. Zijn zoon was diepbedroefd. Het bericht, schreef hij in het langste verslag in zijn dagboek, had hem diep geschokt.
‘Het was een zware slag voor me, fysiek en mentaal,’
…noteerde hij.
‘Ik had het gevoel dat er iets uit mijn lijf was weggerukt. Pas op dit moment, na een leven van zesendertig jaar, besef ik hoe werkelijk en diep en onverwoestbaar bloedbanden zijn.’
Een paar dagen later probeerde hij zich achter zijn bureau in het Palazzo Chigi in het hart van Rome in zijn werk onder te dompelen. Het waren moeilijke tijden voor de minister van Buitenlandse Zaken. Nog maar een paar maanden eerder had de fascistische leider en dictator van Italië, Benito Mussolini, Il Duce, een formeel bondgenootschap met nazi-Duitsland gesloten, het ‘Stalen Pact’. Italië en Duitsland stonden nu samen bekend als de ‘As’. Het verdrag was vrijwel geheel in Berlijn opgesteld en verplichtte Italië tot steun aan Duitsland bij alles wat met buitenlandse politiek te maken had, inclusief oorlog. Tijdens de onderhandelingen, waarbij Ciano een toonaangevende rol had gespeeld, was er veel gesproken over het kopen van tijd voor Italië, zodat het zich behoorlijk kon herbewapenen, en men had hem verzekerd dat Duitsland voorlopig niets van plan was, en zeker op korte termijn geen aanval zou uitvoeren op Rome. Ciano was gerustgesteld en keerde op 21 mei terug naar Berlijn, om de dag erna het verdrag te ondertekenen. Hij vond dat Hitler er goed uitzag, hoewel Frau Goebbels, de echtgenote van de propagandachef van de Führer, tegen hem had gezegd dat ze genoeg begon te krijgen van de monologen van hun leider.
‘Hij kan dan Führer zijn zoveel hij wil,’
had Ciano opgetekend,
‘…maar hij herhaalt zichzelf voortdurend en verveelt zijn gasten.’
Boek: Oorlog in het Westen – James Holland
Meer Tweede Wereldoorlog