Dark
Light

Op zijn elfendertigst

Twee verklaringen: reizende Friezen of verfijnd weefgetouw?
3 minuten leestijd
Op zijn elfendertigst (cc - Pixabay - a_roesler)
Op zijn elfendertigst (cc - Pixabay - a_roesler)

Het gezegde ‘op zijn elfendertigst’ heeft een boeiende herkomst. Deze uitdrukking is ofwel afkomstig uit de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden (1588-1795), ofwel uit de wereld van het weefgetouw. Welke verklaring klopt? En waarom?

Op zijn elfendertigst – ook wel gespeld als ‘op z’n elfendertigst’ of ‘op zijn elf-en-dertigst’ – betekende aanvankelijk zoiets als keurig of netjes. Later heeft op zijn elfendertigst ook een andere betekenis gekregen, namelijk langzaam, omslachtig of traag. Een persoon die op zijn elfendertigst werkt, doet het lekker rustig aan en maakt zich totaal niet druk. Het gezegde komt in elk geval sinds 1620 in de Nederlandse taal voor, aldus Pieter van Veen en Nicoline van der Sijs in hun Etymologisch woordenboek (2e druk, 1997).

Eerste verklaring: politieke reizen tussen Friesland en Den Haag

Volgens de verklaring van taalkundige F.A. Stoett in diens werk Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925) had op zijn elfendertigst te maken met de trage wijze waarop de Staten van Friesland, bestaande uit de afgevaardigden van 11 steden en 30 grietenijen, overlegden. Om dit goed uit te leggen kort wat informatie over de politieke gang van zaken in de Republiek.

De Republiek der (Zeven) Verenigde Nederlanden bestond uit acht gewesten die (behalve Drenthe) voor zaken van landsbelang afgevaardigden naar de Staten-Generaal in Den Haag stuurden. Daarnaast behoorden de zogenoemde Generaliteitslanden tot de Nederlandse Republiek, die hoofdzakelijk lagen in het huidige Zuid-Nederland en Noord-België (zie kaart). Deze ‘Generaliteitslanden’ hadden geen afvaardiging in de Staten-Generaal, maar werden rechtstreeks door de Raad van State (een onderdeel van de Staten-Generaal) bestuurd.

Generaliteitslanden (wiki)
Generaliteitslanden (wiki)

De provincies of gewesten in de Republiek waren erg autonoom en daarbinnen genoten de steden eveneens aanzienlijke vrijheid. De Staten-Generaal dienden voornamelijk om zaken van landsbelang te bespreken, zoals belastingheffing, militaire kwesties en het buitenlands beleid. De bijeenkomsten in de Staten-Generaal, die sinds 1464 bestonden, waren altijd lastig. Er moest ‘gepolderd’ worden: lang overleggen, water bij de wijn doen, geven en nemen. Zo kwam men uiteindelijk tot een compromis. De Friezen hadden het daar maar druk mee. Ze moesten namelijk eerst overleg plegen met de elf steden en dertig grietenijen (plattelandsgemeenten) in hun provincie. Kwamen de Friezen er niet uit, dan begon dit hele circus weer van voren af aan. Deze klus kon weken duren, waarna de afgevaardigde ook nog naar Den Haag moest reizen om de verzoeken en mandaten uit de provincie in vergadering te brengen.

Vandaar, aldus Stoett, heeft ‘op zijn elfendertigst’ de betekenis van langzaam gekregen.

Tweede verklaring: weefgetouw

Weefgetouw (cc - Pixabay - MBatty)
Weefgetouw (cc – Pixabay – MBatty)
Volgens recentere etymologen en taalkundigen klopt bovengenoemde uitleg echter niet. Het Groot Uitdrukkingenwoordenboek van Van Dale uit 2006 meldt dat de term eerst ‘keurig’ betekende. Deze betekenis veranderde later in ‘langzaam’. Juist vanwege deze betekenisverandering is een andere uitleg dan het Friese gereis veel aannemelijker.

Op z’n elfendertigst is volgens Van Dale namelijk een weefterm. De elf-en-dertig was de term voor een weefkam die gebruikt werd om zeer fijn textiel mee te weven. Er gingen 41 gangen door de kam heen (oftewel 11 en 30; vandaar elf-en-dertig), waar in totaal maar liefst 4100 draden doorheen gelegd konden worden. Een fijnere weefkam bestond er niet. De wever die met deze geavanceerde weefkam in de weer was, moest heel secuur en precies werken. Vandaar de oude betekenis van ‘keurig’ of ‘netjes’: het weefsel dat van deze kam afkomstig was, was van topkwaliteit.

Tegelijk was de arbeider die met de elf-en-dertig werkte, veel tijd kwijt aan deze klus. Dit type verfijnd weven was tijdrovend. En hierdoor veranderde de betekenis van op zijn elfendertigst later in langzaam of sloom.

Welke klopt?

De laatste verklaring, over het weefgetouw, lijkt ons inziens het meest aannemelijk vanuit het perspectief van de geschiedenis en de taal. Deze verklaring maakt namelijk het beste duidelijk hoe ‘op zijn elfendertigst’ van betekenis kon veranderen. Maar de verklaring die wijst op het Friese heen-en-weer-gereis is – vanuit een historische gezichtspunt – natuurlijk ook prachtig, of die nu klopt of niet…

Bronnen â–¼

*Wim Voerman en Geerten Waling, Gemeente in de genen. Tradities en toekomst van de lokale democratie in Nederland, Amsterdam, 2018. Dit boek stelt – in navolging van F.A. Stoett – dat de origine van ‘op zijn elfendertigst’ in het Friese heen-en-weer-gereis gezocht moet worden.
*http://www.dbnl.org/tekst/stoe002nede01_01/stoe002nede01_01_0554.php
*https://onzetaal.nl/taaladvies/op-zn-elfendertigst/
*http://etymologiebank.nl/trefwoord/elfendertigst
*’Friese leenwoorden‘, NRC (5 mei 2012).

×