Australische archeologen hebben in Tasmanië een veertigduizend jaar oude ontmoetingsplaats van Aboriginals gevonden.
De vondst werd gedaan in de buurt van de Derwent-rivier in Tasmanië. De plek was volgens de onderzoekers een ontmoetingsplaats voor drie verschillende stammen van de Aboriginals. Nadat het zeeniveau in het gebied steeg werden de Tasmaanse Aboriginals lange tijd afgesneden van de rest van de wereld. Na de komst van de Europese kolonisten, werd het de laatste vluchthaven voor de oorspronkelijke bewoners van Australië. Velen werden hier echter bijeen gedreven en vervolgens neergeschoten of gevangen gehouden tot ze overleden. De stamleden stierven daardoor aan het eind van de 18e eeuw uit.
Tijdens archeologisch onderzoek vanwege een nieuw te bouwen snelweg stuitten de archeologen op de ontmoetingsplaats en vonden daar een groot aantal oude voorwerpen. Op de vindplaats zouden rond de drie miljoen voorwerpen liggen, waaronder stenen gereedschap, resten van schelpdieren en andere etensresten. Uit het onderzoek blijkt dat die spullen tot 38.000 jaar oud zijn.
In verband met de vondst wil het Australische departement van infrastructuur in plaats van een snelweg, nu een brug over het gebied bouwen. Micheal Mansell van het Tasmanian Aboriginal Centre hoopt echter dat het een beschermd gebied wordt. “Deze vindplaats is 37.000 jaar ouder dan de piramides, als je over de piramides een brug zou bouwen, zouden mensen je uitlachen”, zegt hij in een Australische krant.
Toen de Europeanen aan land kwamen in Australië woonden er zo’n één miljoen Aboriginals. Tegenwoordig zijn er 470.000 Aboriginals op een bevolking van 21 miljoen mensen en zijn ze de armste minderheid in het kangoeroeland.