Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Ben Weyts trekt een bedrag van honderdvijftigduizend euro uit voor de restauratie van het belfort van Aalst in Oost-Vlaanderen.
De oudste delen van dit schepenhuis dateren uit de dertiende eeuw, waarmee het om het oudste exemplaar in de Nederlanden gaat. De toren herbergt daarnaast een van de oudste nog werkende beiaarden in Vlaanderen. De minister onderstreept het historisch belang van het bouwwerk:
Vele verhalen van Vlaanderen komen hier samen. Hier werd eeuwenlang recht gesproken, wetten werden afgekondigd, politieke beslissingen genomen. Toch is het gebouw buiten Aalst nog niet bij iedereen bekend. Een grondige renovatie moet de toekomst van het gebouw vrijwaren én ervoor zorgen dat straks meer bezoekers de weg vinden naar deze erfgoedschat.

De restauratie maakt deel uit van een groter project. Eerder werden al het buitenschrijnwerk, de glas-in-loodramen en schilderwerken van het belfort aangepakt. De komende fase richt zich op de restauratie van het dak en de gevel. Ook wordt een lift geïnstalleerd om de toegankelijkheid te verbeteren.
De totale kosten van de renovatie worden geraamd op bijna negen ton, waarvan de stad Aalst het grootste deel voor haar rekening neemt. Het is de bedoeling dat het belfort in het voorjaar van 2027 opnieuw de deuren opent voor het publiek.
Belforten
Belforten zijn middeleeuwse wachttorens die vooral in de Zuidelijke Nederlanden en Noord-Frankrijk werden opgetrokken. De bouwwerken, soms ook hallentoren genoemd, stonden symbool voor de stedelijke autonomie en macht en kregen doorgaans een plek in de directe nabijheid van het stadhuis. In de belforten, die ook gebruikt werden als uitkijkposten, bewaarde men vaak de belangrijkste stadsdocumenten. Soms herbergden de bouwwerken ook een gevangenis. In 1999 werd een groep van belforten in België en Frankrijk, waaronder het exemplaar in Aalst, aangewezen als Unesco werelderfgoed.