Als bij onderhandelingen geen overeenstemming bereikt kan worden, stelt men wel eens dat er sprake is van een patstelling. Er is een impasse opgetreden. Het woord wordt ook gebruikt voor andere situaties waarin men zich nog moeilijk uit kan reden. Waar komt het woord patstelling eigenlijk vandaan?
De patstelling is een situatie in het schaakspel. Vaak spreken schakers ook kortweg van ‘pat’. Een schaker staat ‘pat’ als hij of zij geen reglementaire zetten meer kan doen, maar geen schaak staat (de situatie waarbij de koning rechtstreeks wordt aangevallen). De partij eindigt dus in een patstelling en daarmee in remise (onbeslist). In het Engels spreekt men dan van Stalemate
De patstelling is soms voordelig voor de persoon die pat staat. Deze speler heeft in veel gevallen namelijk nog nauwelijks stukken over en heeft daardoor nog maar weinig kans om de tegenstander schaakmat te zetten. Het hoogst haalbare is dan soms een remise. Voor de aanvallende partij met meer stukken is het in het eindspel zaak te voorkomen dat de tegenspeler pat komt te staan.
Shāh
Het schaakspel is eeuwenoud en wordt overal ter wereld gespeeld. Vermoedelijk ontstond het spel rond de zesde eeuw na Christus in Azië, waarschijnlijk in Voor-Indië waar men het Chaturanga-bordspel introduceerde. Vanuit India verspreidde het schaakspel zich via de Zijderoute eerst naar Perzië en daarna over de rest van de wereld. Het woord schaken hebben we te danken aan de Perzen. Schaak is namelijk afgeleid van het Perzische woord shāh, dat koning betekent.
Vanaf de negende eeuw wordt het spel in Europa gespeeld, maar pas vanaf de achttiende eeuw werd het daar echt populair. In 1851 werd in Londen het allereerste internationale schaaktoernooi gehouden.
Lees ook: Max Euwe (1901-1981) – Grootste Nederlandse schaker ooit