Het Pesach-feest geldt als een van de belangrijkste feestdagen binnen het jodendom. Het feest dat in het christendom bekend is onder de naam Pasen en draait om de herrijzenis van Jezus Christus, wordt ook wel pascha of matzefeest genoemd.
Joden vieren het feest in de periode tussen de veertiende en twintigste dag van de eerste maand (Nisan). Tijdens Pesach wordt de joodse slavernij en de uittocht uit Egypte, die rond de vijftiende eeuw voor onze jaartelling plaatsvond, herdacht. In het Bijbelboek Exodus wordt beschreven hoe Mozes het joodse volk in opdracht van God bevrijdt uit het land Egypte. Omdat de Egyptische farao aanvankelijk weigerde ‘zijn’ slaven te laten gaan, strafte God het Egyptische volk met tien plagen. Hierna smeekte de farao Mozes volgens de overlevering om met het volk te vertrekken uit Egypte.
Joodse families die Pesach vieren doen dit ieder jaar ongeveer op dezelfde manier. Traditiegetrouw doet de vader of familieoudste tijdens de viering het verhaal van Pesach uit de doeken.
Matzes
Het is ook traditie om tijdens Pesach ongezuurde broden, matzah of matzes, te eten. Dit herinnert aan het feit dat de joden die in de tijd van Mozes uit Egypte moesten vluchten, dit zo gehaast moesten doen dat er geen tijd was om het brood te laten rijzen.
Lees ook: Waarom eten we matzes met Pasen?