Tijdens de campagne voor de Statenverkiezingen van deze maand spelen nationale onderwerpen een grotere rol dan provinciale discussiepunten – zeker bij het tv-debat bij RTL. Precies hetzelfde gebeurde bij het tv-debat voor de Statenverkiezingen van 1966: wél discussie over de monarchie en het gezag van God, maar niet over de provincie.
Het grote verwijt bij de komende Statenverkiezingen is dat nationale politici de campagnes overnemen, waardoor provinciale onderwerpen onderbelicht blijven. Vanwege de koppeling met de samenstelling van de Eerste Kamer zal de uitslag van grote invloed zijn op de landelijke politiek. Er wordt daarom vooral gesproken over onderwerpen waarop de Provinciale Staten geen invloed hebben. Het levert veel kritiek op, maar door die koppeling met de Eerste Kamer worden de nationale verhoudingen per definitie beïnvloed door de Statenverkiezingen. Dat nationale discussiepunten de provinciale verkiezingen beïnvloeden is daarom onvermijdelijk – ongeacht of het om de Statenverkiezingen van 1913, 1966 of 2019 gaat.
Heel ons Staatsbestel
De landspolitiek speelt altijd een grote rol bij de Statenverkiezingen en misschien is dat maar beter ook. Dat schreef De Nieuwe Leidsche Courant tenminste op 5 februari 1935:
‘Als de samenstelling van de Eerste Kamer niet aan de Statenstembus vastzat, zou het nog meer moeite kosten de kiezers er heen te krijgen. De Statenverkiezing heeft meermalen dienst gedaan als tussentijdschen Kamerverkiezing. En zoo zal het nu weer gaan, zelfs in verscherpte mate. Want de landspolitiek vormt de inzet, het Regeeringsbeleid komt in het geding.’
Iets dergelijks had tijdschrift De Leeuwarder Courant veel eerder ook al eens geconstateerd, toen het in oktober 1913 schreef over de naderende Statenverkiezingen:
‘Ons volk moet eindelijk eens afleeren, een soort hooghartige minachting te koesteren voor deze verkiezingen. Het gaat daarbij niet alleen om de verkiezing van enkele colleges „van weg en werken”, het gaat, door de indirecte aanwijzing der Eerste Kamerleden, om algemeen kiesrecht en Staatspensioen, om heel ons Staatsbestel.’
Kortom: zónder de getrapte verkiezingen voor de Eerste Kamer zouden de Statenverkiezingen helemaal een hopeloze zaak worden.
Hare krachtige politiek
Het grotere nationale belang is juist de beste manier om de achterban te interesseren voor die provinciale verkiezingen. Het katholieke dagblad De Tijd sprak in ieder geval duidelijke taal op 21 november 1922:
‘Voor de Statenverkiezingen zal er dit keer bijzondere belangstelling moeten worden gewekt. Immers, als niet alle voorteekenen bedriegen, wordt de Grondwetsherziening door de Eerste Kamer aangenomen. (…) Het belang van de verkiezingen voor de Staten bepaalt zich dus niet tot den bescheiden werkkring der provinciale bestuurscollegiën; zij zal bovendien van grooten invloed kunnen zijn op de landspolitiek. Om hare krachtige politiek tot 1925 ongestoord te kunnen voortzetten, moet de Regeering op een rechtsche meerderheid ook in de Eerste Kamer kunnen rekenen. De Katholieken hebben dit voor een groot deel in de hand.’
Het tv-debat van 1966
Een prachtig voorbeeld van nationale onderwerpen tijdens de campagnes voor de Provinciale Staten is een tv-debat van 22 maart 1966, uitgezonden door de AVRO. Onder leiding van Ferry Hoogendijk zaten de fractievoorzitters van de vijf grootste partijen in de Tweede Kamer in de studio – stuk voor stuk niet verkiesbaar in de lopende campagne.
Deze nationale politieke leiders maakten hun handen niet vuil aan provinciale onderwerpen. Alleen Haagse kwesties kwamen aan bod, met de monarchie als eerste gespreksonderwerp – nota bene een onderwerp waarop geen enkele kiezer invloed uit kon oefenen. PvdA-leider Nederhorst merkte dat meteen op:
“Het is merkwaardig, mijnheer Hoogendijk, dat over verkiezingen voor de Provinciale Staten het vraagstuk van de monarchie het eerste is waar het oordeel van de fractievoorzitters over wordt gevraagd.”
Waarna hij uitgebreid de tijd nam om hier dieper op in te gaan. De CHU kreeg een vraag over het ‘Provo-probleem’. Volgens de partij hadden we hier te maken met onvolwassen kwajongens, die te werk moesten worden gesteld in de hoop dat ze zo alsnog een goede opvoeding kregen.
De ondermijning van het gezag werd voorgelegd aan de ARP. “Ik heb er bezwaar tegen dat het onderscheid tussen gezagsdrager en de gewone burger overal wordt uitgewist,” mopperde ARP-leider Roolvink. “Dat leidt er toe dat men de hoogheid van het gezag, dat van goddelijke oorsprong is, niet meer duidelijk ziet.”
En wat is een verkiezingsdebat zonder een debat over belastingverlagingen? Dat onderwerp kwam dus ook ter sprake om een dag later terug te keren in de media. ‘Drs. Nederhorst voor belastingverlaging,’ kopte De Leeuwarder Courant van 23 maart 1966. ‘Tweede belastingverlaging harde afspraak kabinet,’ aldus De Tijd – met als onderkop: ‘Provo’s bedreigen vrijheid burgers.’ Waarna deze krant het debat nuchter wist samen te vatten:
‘Aan de bemoeienissen van de provinciale staten kwam men niet toe.’
Provinciale staten gaan simpelweg niet over de provincie, niet in 2019 en ook niet in de honderd jaar hiervoor. Het gaat om de Eerste Kamer, om nationale belangen, om belastingverlagingen en in sommige gevallen over de goddelijke oorsprong van het gezag. Dat laatste onderwerp is inmiddels van de agenda afgevoerd, maar voor de rest is er in al die decennia niets veranderd. Zonder nationale politiek is er gewoon geen provinciale politiek.
In licht gewijzigde vorm eerder gepubliceerd op NPO Geschiedenis
Boek: Provinciale politiek – De provincies democratisch getoetst
Meer politieke geschiedenis