Op 8 november werd in de Koptische Kerk in Amsterdam een symposium gehouden over de psalmen. Deze gedichten uit de Bijbel worden sinds tweeduizend jaar gezongen, gebeden en gelezen door Joden en christenen. Alle menselijke emoties komen erin voor. En ze kunnen je een spiegel voorhouden: hoe voel je je, hoe gedraag je je, waar vertrouw je op?
Wat niet iedereen weet is dat de Joodse psalmen – in de Griekse vertaling – óók aan de wieg stonden van wat wij tegenwoordig ‘psychologie’ noemen. Hoe zit dat?
In de decennia na Jezus’ dood en de verhalen over zijn opstanding en hemelvaart ontstonden de eerste christelijke gemeenschappen. De boeken die wij kennen als het Nieuwe Testament waren er nog niet. Wel hadden de vroege christenen een Griekse vertaling van de Joodse Bijbel, met daarin de psalmen. Die waren geliefd: Jezus zelf citeerde er vaak uit, net zoals zijn leerlingen, de apostelen.
De eerste psycholoog: Evagrius
De psalmen waren belangrijk voor de monniken die zich in de derde en vierde eeuw terugtrokken in de Egyptische en Syrische woestijn, om zich te concentreren op God. Ze werden bekend als de woestijnvaders. Daar, in de eenzaamheid, kwamen ze naar eigen zeggen niet alleen God maar ook zichzelf tegen. Ze ervoeren angst, somberheid en stress. Ze gebruikten er soms andere woorden voor, ze noemden het ‘aanvechtingen’ en ‘demonen’, maar hun ervaringen, gevoelens en emoties waren vergelijkbaar met die van ons.

Woestijnvaders, kerkvaders, Plato en Socrates
Evagrius en de andere woestijnvaders hadden de gewoonte om te bidden aan de hand van de psalmen; een traditie die in kloosters tot op de dag van vandaag wordt volgehouden. Die psalmen werden niet alleen letterlijk opgevat, maar vooral symbolisch gelezen. Als de psalm spreekt over ‘vijanden’, legden de woestijnvaders dat uit als demonen die de ziel belagen met boze, negatieve gedachten. In diezelfde tijd en daarna voegden de kerkvaders – de eerste theologen – aan deze symbolische en ‘psychologische’ lezing van de psalmen nog iets anders toe: de inzichten uit de Griekse filosofie.
In zijn invloedrijke boek De Republiek liet Plato de wijsgeer Socrates (470-399 v. Chr.) aan het woord over de ideale stadstaat én over de menselijke ziel. Plato noemt drie hoofdkrachten van de ziel: het denken, de woede (of levenskracht, wilskracht) en het verlangen. De kerkvaders kenden deze inzichten en verbonden ze met de psalmen. Als het in de psalmen gaat over de aanvallen op Jeruzalem, lazen ze dat als aanvallen op de ziel. En die kon men weerstaan met de krachten van de ziel, bijvoorbeeld met behulp van de twee manieren die Evagrius van Pontus beschreef. Zo ontstonden in de late Oudheid belangrijke inzichten in de menselijke psyche en over de omgang met de krachten die in haar werken en op haar inwerken.
Van de woestijnvaders naar Jung

Zelfkennis
Psalmen lezen, zingen of beluisteren en erop mediteren is ook in onze eenentwintigste eeuw populair onder christenen. Dat kan vruchten afwerpen: gelovigen geven vaak aan dat ze zichzelf leren kennen als ze de psalmen op zich laten inwerken. Dat werd ook naar voren gebracht tijdens het symposium op 8 november over het boek De Psalmen van de Vroege Kerk, de nieuwste vertaling van de Griekse psalmen.

De Jungiaanse psychologie heeft het in dit verband over het doen van ‘schaduwwerk’: ga de weg naar binnen, onderzoek je ziel, ga na welke verborgen zwakheden en tekortkomingen en instinctmatige reacties er bij jou aanwezig zijn en probeer er beter mee om te gaan. De psalmen uit de Bijbel – die je online kunt vinden op debijbel.nl, of in De Psalmen van de Vroege Kerk – kunnen daarbij waardevol zijn.
Voor dit artikel is gebruik gemaakt van de inleiding van ‘De Psalmen van de Vroege Kerk’, die is geschreven door orthodox priester Michael Bakker, rector van het St. Irenaeus Intituut aan de Radboud Universiteit.