Kast 8 in de Boekzaal van Museum Meermanno staat helemaal vol met kleine boekjes. Ze staan op vijf planken, drie rijen dik, en door een slimme trapjes op elke plank zijn de achterste rijen ook zichtbaar. Voor het grootste deel zijn het uitgaven van de Leids/Amsterdamse uitgeversfamilie Elzevier, die – met enige overdrijving – de uitvinder van het pocketboek genoemd kan worden.
De Vlaamse boekbinder Louis Elzevier vestigde zich in 1580 in Leiden. Al snel begon hij ook boeken te verkopen. Zijn zoons en kleinzoons zetten zijn bedrijf voort en vestigden zich bovendien ook in Amsterdam, Den Haag en Utrecht. Vanaf 1616 hadden de Elzeviers ook hun eigen drukkerij, die een jaar later verhuisde naar het huis naast het Academiegebouw in Leiden. Weer drie jaar later, in 1620, werd Isaac Elzevier, een kleinzoon van Louis, aangesteld als drukker van de Leidse universiteit. Die functie zou tot 1712 door een Elzevier bekleed worden.
De Elzeviers werden beroemd door de kwaliteit van hun uitgaven en met de uitgave van prestigieuze werken, waaronder een enorm schermboek, Gerard Thibaults Académie de l’épée (1630). Ze zijn echter ook bekend door een serie landbeschrijvingen op klein formaat die verscheen van 1625 tot 1649. Veel van de boekjes uit die reeks hadden het woord ‘Respublica’, Republiek, in de titel, al zijn er belangrijke uitzonderingen, zoals het deel over Spanje, dat Hispania, sive De regis Hispaniæ regnis et opibus commentarius heet. De serie stond al snel bekend als de ‘republieken’-reeks. In totaal verschenen er 66 verschillende edities van 33 verschillende teksten, die handelen over zo’n beetje alle landen van de wereld (met Amerika als voornaamste uitzondering). De voormalige conservator Oude Drukken van de Koninklijke Bibliotheek J.A. Gruys zocht al eens uit dat u om ze allemaal bij elkaar te zien moet afreizen naar de Zweedse KB in Stockholm. Als u met iets minder tevreden bent, is Meermanno ook een optie: de stichter van het Museum, baron Willem van Westreenen, zag kans een respectabele collectie van 51 uitgaven uit de reeks bij elkaar te brengen.
Sommige teksten ontbreken dus; daar staat tegenover dat meneer baron van andere teksten verschillende edities bezat, en soms zelfs meerdere exemplaren van een editie. Ik verwijs u voor een overzicht graag naar de niet genoeg te prijzen Short-Title Catalogue, Netherlands (STCN), de Nederlandse bibliografie voor de periode 1540-1800.
Na-apen
De republieken waren niet de enige serie kleine boekjes die de Elzeviers uitgaven. Ze publiceerden ook Latijnse tekstuitgaven in hetzelfde kleine formaat. Meneer baron bezat onder andere de werken van Terentius, Vergilius en Ovidius uit deze reeks, waarin overigens ook neolatijnse auteurs als Daniel Heinsius en Erasmus verschenen.
Maar die reeksen van de Elzeviers vullen niet de hele kast. Het nadeel van een goed idee is natuurlijk dat anderen het gaan na-apen. Zo ook met de republieken en klassieke teksten van de Elzeviers: andere, met name Amsterdamse, drukkers, gingen ook kleine boekjes uitgeven, en die kocht de baron ook. Sommige van die boekjes doen net alsof ze ‘Elzeviers’ zijn: de drukkers van sommige imitaties zetten vrolijk de naam Elzevier op de titelpagina van hun uitgaven. Het heeft bibliografen heel wat bloed, zweet en tranen gekost om die ‘faux Elzeviers’ te identificeren.
~ Erik Geleijns, Museum Meermanno