Mensen hebben het altijd over “de Romeinen en de Grieken”. Maar waarom altijd die twee? Er waren vroeger zo veel volken. De geschiedenis begon bij de Mesopotamiërs (in wat nu Irak heet) en bij de Egyptenaren. Er waren Joden, Karthagers, Galliërs en Germanen. In Nederland en België woonden de Nerviërs, de Tungriërs, de Bataven, de Cananefaten en de Friezen. Waarom is “de tijd van Grieken en Romeinen” dan lagere schoolstof en waarom zijn de andere volken dat niet?
Het staat niet ter discussie dat de Romeinen iets heel uitzonderlijks hebben gedaan. Ze veroverden immers bijna de hele toen bekende wereld. Vóór hen waren er tientallen volken en honderden steden, maar zij maakten de verdeelde wereld tot een eenheid. En die één geworden wereld bestond ook nog zo’n zes eeuwen, van ongeveer 140 v.Chr. tot 460 n.Chr. Dat is zo iets bijzonders, dat mensen het altijd zijn blijven herinneren. Toen de oudheidkunde in 1812 een echte wetenschap werd, verdeelden de eerste geleerden de Oudheid in twee delen: enerzijds Rome en anderzijds alles wat eraan was voorafgegaan. Nu is dat niet meer zo, maar het was niet de slechtste manier om het verleden te verdelen.
Dat de Grieken een ereplaats kregen naast de Romeinen, is vooral omdat de Romeinen de Grieken heel bijzonder vonden. Ze hadden dan ook veel van hun oosterburen overgenomen. Zo hadden de Grieken het idee dat er onder de vele goden twaalf bijzondere goden waren, die woonden op de berg Olympus. De Romeinen namen het over. De Griekse oppergod had twee bijzondere zoons, de goddelijke Tweelingen, die de ruiters beschermden. De Romeinen namen het over. De Grieken bedachten de filosofie, het toneel en de beeldhouwkunst. De Romeinen namen het over.
Dat de Romeinen de Grieken speciaal vonden, hadden ze óók al overgenomen van de Grieken, die zichzelf namelijk ook erg speciaal vonden. Soms erkenden ze wel dat andere volken belangrijke dingen eerder hadden uitgevonden, maar “wat de anderen eerder deden, deden de Grieken beter”, zoals een belangrijke Griekse filosoof zei. De Romeinen meenden dat het inderdaad zo was en latere oudheidkundigen in West-Europa namen het weer van de Romeinen over. Eindeloos praatten de geleerden elkaar na, maar ze keken vooral naar kunst, naar literatuur en naar filosofie. Dingen die we alleen kennen uit geschreven teksten.
Inmiddels kijken we niet meer alleen naar teksten maar ook naar wat archeologen vinden. Daardoor kijken we er nu toch wat anders tegenaan. We zien nu dat de Romeinen ook veel overnamen van andere volken: van de Galliërs, van de Spanjaarden, van de mensen in Midden-Europa, van de Syriërs. Het gaat dan om dingen als landbouwtechnieken of sociale verhoudingen.
Een mooi voorbeeld is de stedelijke levenswijze: vroeger dachten we dat de vroege volken van Italië deze uit Griekenland hadden overgenomen, inmiddels is duidelijk dat het heel anders in elkaar steekt en misschien wel precies andersom was. En laten we eerlijk zijn: of je in een stad leeft of met wat herders rondzwerft, beïnvloedt heel veel van de dingen die je doet, terwijl kunst of literatuur wat meer aan de oppervlakte blijven.
Supervolk
Het idee dat de Grieken een origineel supervolk zijn geweest, is veranderd. Niet dat ze helemaal niets hebben uitgevonden, maar we zien nu dat de volken in de Oudheid in feite van iedereen dingen overnamen, terwijl ze dachten dat vooral Griekenland belangrijk was. Ze keken namelijk alleen naar chique culturele dingen en niet naar gewonemensendingen. Lange tijd hebben wij in Europa (of op Curaçao) ook zo naar de geschiedenis gekeken, maar dat is nu wel voorbij. Als we nu schoolprogramma’s mochten ontwerpen, zouden we waarschijnlijk geen “tijd van Grieken en Romeinen” meer bedenken.
Je ziet de verandering mooi in de musea. Vroeger had je musea waar ze speciaal aandacht besteedden aan Griekse kunst en aan de manier waarop de Romeinen die namaakten, maar die zijn uit de mode geraakt. Het Allard Pierson-museum in Amsterdam, het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel of Kurá Hulanda in Willemstad: meer dan vroeger laten ze zien dat die verschillende volken met elkaar contact hadden, elkaar beïnvloedden, met elkaar ruzie maakten en met elkaar samenwerkten.
Tot de Romeinen kwamen en al die volken onderwierpen en de oude wereld veranderden in een eenheid.