Wat u hierboven ziet, is de rechterhelft van een van de twee bijna identieke astrologische diptieken die in 1967 zijn opgegraven in het Franse Grand, het antieke Andesina. Of beter: er zijn daar 188 ivoren splinters opgegraven, waarvan in het lab twee diptiekjes vielen te maken. Ze zijn bijna dertig centimeter lang, ofwel precies één Romeinse voet, en dateren uit de late tweede eeuw na Christus.

Het leuke is natuurlijk de afbeelding. Middenin herkent u de maan. (Op het tegenoverliggende plankje staat de zon, maar dat is niet zo goed bewaard gebleven.) In de kringen eromheen ziet u eerst de twaalf tekens van de Babylonische dierenriem, die door astrologen nog altijd worden gebruikt. Daaromheen geven Griekse letters de diverse posities aan die de planeten konden innemen. Eén ring verder naar buiten staan de tekens van de decaden, dat wil zeggen de perioden van tien dagen waarin de Egyptenaren elke maand verdeelden. De buitenste ring geeft de namen van de zesendertig decaden, geschreven in het Koptisch. In de hoeken ziet u de winden: gevleugelde wezens, getekend in een Egyptische stijl, die geacht werden de kosmos te laten bewegen. Tot slot zijn er sterren te zien, die vermoedelijk ooit geverfd zijn geweest.

Mobiliteit van ideeën
En dit internationale samenraapsel is dus gevonden in een van oorsprong Keltisch heiligdom in de Romeinse tijd. De ivoorbewerker leefde misschien in Griekenland of Italië. Het illustreert de mobiliteit van de ideeën in de oude wereld. Uniek is het overigens niet: in het Louvre is de zogeheten Bianchini-planisfeer, die ruwweg dezelfde afbeelding heeft; uit de Kharga-oase komt een glazen schijf; in de Alexanderroman, een hellenistische fantasiebiografie van Alexander de Grote, raadpleegt farao Nektanebo II een diptiek zoals opgegraven in Grand.
De diptieken zijn gevonden op de bodem van een put, midden tussen allerlei alledaags afval: gebroken kruiken, botjes, haarspelden, pitten, een houten emmer. Enkele schoenzolen dateren uit de derde of vierde eeuw, wat een vage aanwijzing biedt voor het moment waarop iemand deze tabletten heeft weggegooid.
Verbod
De derde-eeuwse keizers hebben diverse maatregelen genomen om astrologen, die voorspellingen konden doen waar senatoren met keizerlijke ambities voordeel van konden hebben, uit Italië te verbannen. Omdat keizers echter in toenemende mate werden gemaakt door de legers buiten Italië, vaardigde keizer Diocletianus in 296 of 297 een algeheel verbod uit op sterrenwichelarij. Dat zou het moment geweest kunnen zijn waarop de diptieken in de put belandden. En anders gebeurde het later, in de vierde eeuw, toen sommige groepen christenen zich keerden tegen deze vorm van afgodendienst.