Waar droomden Romeinse politici van? Van roem! Dat heeft alles te maken met hét grote verschil tussen toen en nu: er was destijds nauwelijks economische groei. Wij worden als samenleving elk jaar een tikje rijker en kunnen zelfs tot achter de komma uitrekenen hoeveel procent welvarender we zijn, maar in de Oudheid had men zelfs geen idee dat er economische groei bestond.
De welvaart op aarde was als een grote taart, dachten ze, en als iemand daar een grotere punt afsneed, hadden de anderen minder. Dat de taart, zoals wij het zien, ook als geheel groter kon worden konden ze niet bedenken.
Het gevolg was dat de Romeinen – maar eigenlijk iedereen vóór de zeventiende eeuw – dachten dat alles wat de één teveel had, ten koste ging van de ander. Had de een teveel te eten, dan had de ander te weinig. Was de een vrij, dan was de ander onvrij (en daarom had men geen problemen met slavernij). En als de ene familie heel beroemd was, ging dat ten koste van het aanzien van de andere. De concurrentie tussen de politici was daarom scherper dan wij ons kunnen voorstellen: het ging niet om het beleid, het ging niet om het prestige van een minister, het ging om de eer van je eigen familie. Een politicus moest “scoren” – niet om zijn eigen loopbaan maar omdat hij het ging om de familie-eer.
We hebben een Romeinse tekst over die bekendstaat als “de droom van Scipio”. Die is geschreven door een politicus/filosoof die Cicero heette. Generaal Scipio Aemilianus, zo lezen we, stond op het punt een belangrijke stad te veroveren, Karthago, toen hij een droom kreeg en een voorvader zag, Scipio Africanus. Dat was de allerberoemdste Romeinse generaal aller tijden, en die vertelde zijn afstammeling dat beroemde mensen zouden voortleven als een ster in de Melkweg. De oude, gedroomde Scipio laat dan de jonge, dromende Scipio zien hoe de wereld in elkaar zit: hij ziet middenin het heelal de aarde en ziet hoe daaromheen de maan, de zon en de planeten bewegen. Een jaar op aarde, is de boodschap, is zoveel korter dan een jaar op de buitenste planeten. Een mensenleven is maar kort als je het meet aan de langzame “wereldjaren” die verstrijken tot de planeten allemaal weer hetzelfde staan. En dan komt het:
Hoe belangrijk is het om beroemd te zijn [vraagt de oude Scipio], als roem maar een fractie van zo’n wereldjaar duurt? Richt je blik naar de hemel en beschouw die als je eeuwige thuis, want dan zie je het betrekkelijke van de praatjes van de alledaagse mensen en zul je niet meer streven naar de roem van deze wereld.
Met andere woorden: alle aardse roem, die je verwerft met veroveringen en oorlog en plundering, is eigenlijk niks belangrijks, vergeleken met de grandeur van het universum.
Het verhaal van die droom is natuurlijk door Cicero verzonnen, maar het is een mooie gedachte. Een gedachte die dan ook steeds terugkeert. De Nederlandse geleerde Christiaan Huygens rekende in 1698 voor hoe groot het heelal was: een kanonskogel zou er 250 jaar over doen om van de zon naar de grens van het zonnestelsel te komen, en daarvandaan nog eindeloos lang tot aan de sterren.
Hieruit blijkt hoe groot de ruimte is en hoe klein de aardbol, waarop wij mensen zoveel plannen beramen, zoveel zeereizen maken en zoveel oorlog voeren. Zagen onze koningen en alleenheersers dat maar, in wat van uithoek van het universum ze zich lopen uit te sloven, bijvoorbeeld om, ten koste van zoveel menselijk leed, een klein stukje land te veroveren.
De grootste veroveraar vermag niets, als je kijkt hoe groot het zonnestelsel is. Zelfs de machtigste heersers zijn maar broodkruimels op de rok van het universum.
Een heel moderne variant is die van astronoom Carl Sagan. Toen een ruimtesonde heel ver van de aarde was, vroeg hij of die nog een keer achterom kon kijken, naar de aarde. Op de foto zien we een piepklein, lichtblauw stipje.
Kijk nog eens naar die stip. Dat is hier. Dat is thuis. Dat zijn wij. Daar leeft iedereen waar je van houdt, iedereen die je kent, iedereen waar je ooit van hebt gehoord, iedereen die er ooit is geweest … – op een klein spikkeltje stof in het zonnelicht.
De aarde is maar een klein deel van het universum, maar denk eens aan al die rivieren van bloed die zijn verspild door generaals en keizers, om eer en roem te vergaren en om heel even te heersen over een heel klein deel van dat geheel. Denk eens aan de eindeloze wreedheden waarmee de bewoners van de ene uithoek van dit stipje de nauwelijks waarneembare bewoners van een andere uithoek hebben behandeld. … Al onze ijdelheid, onze zelfingenomenheid, onze illusie dat we in het heelal een bijzonder plek hebben: het staat allemaal ter discussie als we de aarde beschouwen als zo’n bleek stipje licht.
Vermoedelijk heeft Sagan het zelf bedacht, maar ik zou er toch ook weer niet verbaasd van zijn als hij het had van Christiaan Huygens en als die het had uit “De droom van Scipio”. Echt belangrijk is het niet. Wat ik alleen maar wil zeggen is dat sommige ideeën van de oude Romeinen verrassend modern zijn.
***
Speciaal voor de Romeinenweek heeft RomeinenNU een vakantieboek gemaakt. Het staat boordevol spellen, verhalen, weetjes en doe-activiteiten over de Romeinen. Je kunt het hier downloaden. Print het uit en je kunt direct aan de slag! Een gedrukte versie is zolang de voorraad strekt in de mei-vakantie verkrijgbaar bij de deelnemende organisaties aan de Romeinenweek.