Het is september, herfstmaand en maand van de fruitoogst. In vroeger eeuwen was september ook de maand van de vogelvangst. De vogeltrek komt dan op gang en de eerste najaarstrekvinken of ‘Septembertjes’ verschijnen; de hoogste tijd dus om ‘op het vinkentouw te gaan zitten’, zoals de zittende man op deze maandprent uit ca 1700 van Casper Luyken.
Precies volgens de huidige betekenis van deze nog steeds gebruikte uitdrukking, zit die man, loerend door een gat in de schutting, ongeduldig en gespannen te wachten op het moment dat er voldoende vogels op de netten zijn neergestreken en hij deze kan dichtslaan door aan de daaraan verbonden touwen te trekken.
Vinkentouw en hofkapel
De staande man wordt volgens het eronder staande gedicht wijzer geacht. Hij luistert liever naar de ‘hofkapel van de lucht’, bestaande uit de zoete wijsjes van de mezen en het slaan van de nachtegaal, in plaats van deze vogels te vangen.
Tot ver in de negentiende eeuw was de vogelvangst een algemeen aanvaarde vorm van tijdverdrijf. In Nederland werd het pas in 1912 verboden. Vogels werden niet alleen gevangen om op te eten. Ook dienden ze wel als versiering op dameshoeden.
Blinde vink en schitteroogjes
Vinken werden meestal om hun mooie zang in een kooi gehouden. Daarbij werden zij vaak blind gemaakt, zodat ze dan – niet afgeleid door het zien van soortgenoten – nog mooier zouden zingen. Dit gruwelijke gebeuren bracht de kinderboekenschrijver W.G. van de Hulst ertoe om in 1911 het boekje ‘Om twee schitteroogjes’ te schrijven. Het loopt gelukkig nog net op tijd goed af voor het vinkje. Gaf het boekje misschien mede de doorslag voor het verbod?