December ontleent zijn naam ‘tiende maand’ aan de oorspronkelijke Romeinse kalender; het Latijnse woord ‘decem’ betekent namelijk tien.
De maand juni is genoemd naar de licht- of maangodin Juno, in de Romeinse mythologie de vrouw van Jupiter.
Augustus is op het noordelijk halfrond de maand, waarin de graanoogst binnengehaald wordt. De maand is genoemd naar de Romeinse keizer Augustus.
De maand mei ontleent haar naam niet aan een Romeinse, maar aan een Griekse godin: Maia, de godin van de vruchtbaarheid.
De maand april ontleent zijn naam aan het Latijnse woord ‘aperire’, wat ‘openen’ betekent.
Al van oudsher is februari een maand van feesten. Voor de Romeinen was het de maand van boetedoening en voor de Germanen de maand van de vruchtbaarheid.
In januari lag door de vrieskou het werk op het land grotendeels stil. Er was dus volop tijd om te schaatsen.
November ontleent zijn naam ‘negende maand’ aan de vroegere Romeinse kalender, die van maart tot maart liep. Het Latijnse woord ‘novem’ betekent namelijk negen. Daarnaast heeft november nog veel bijnamen, die deze maand kenmerken: slachtmaand, bloedmaand, nevelmaand, jachtmaand, loefmaand, zieltjesmaand en nog meer.
Het is september, herfstmaand en maand van de fruitoogst. In vroeger eeuwen was september ook de maand van de vogelvangst.
De oude bijnamen van de maanden van het jaar verwijzen over het algemeen naar de voor die maanden typerende werkzaamheden op en om het platteland. Zo was juli de maand, waarin er meestal gehooid werd. Tegenwoordig begint men daar vaak al in juni mee.