De Slag om Gallipoli duurde bijna een jaar en eiste meer dan 500.000 slachtoffers, zowel Turken als geallieerden. Een Brits-Franse troepenmacht had via Gallipoli de Ottomaanse hoofdstad Istanboel willen veroveren, zodat een zeeroute naar Rusland veiliggesteld kon worden. Het liep echter anders. De Turken hielden stand. In Turkije wordt de slag gezien als de grootse overwinning van het Ottomaanse Rijk tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog sloten de Turken zich aan bij Duitsland. Ze zagen de samenwerking van de Britten met buurland Rusland met lede ogen aan. Ze besloten daarom een alliantie aan te gaan met de Duitsers. De Russen verklaarde het Ottomaanse Rijk vervolgens de oorlog.
De Britten hadden in 1914 grote interesse in de Dardanellen, een zeestraat tussen Europa en Klein-Azië. Via controle over de zeestraat hoopten zij een goede doorgang te krijgen naar hun bondgenoot Rusland. Bovendien wilden ze een derde front vormen om de Duitsers te verslaan. Enige probleem was dat zowel de Britten als de Russen geen mannen meer hadden om de zeestraat, en uiteindelijk Turkije in te nemen. Ze hadden alleen nog zeeschepen in voorraad.
Aanloop
De Britse minister van oorlog, Lord Kitchener, verwachtte dat de Turken zo zouden schrikken van zijn Britse vloot dat ze op de vlucht zouden slaan. De Britten bleken onvoldoende voorbereid. De bevelhebber van de aanval, generaal Hamilton, had geen kennis van het gebied en de communicatie tussen de groepen was zo slecht dat de Turken precies op de hoogte waren van de Britse plannen en klaar stonden bij de aanval. De Turken bevonden zich in het heuvelachtige landschap op een perfecte positie om de aangemeerde militairen tegen te houden.
Slag om Gallipoli
Op 18 maart 1915 vielen de Britten aan met achttien slagschepen. Deze werden door de Turken verwelkomd met granaten en mijnen, waarop de actie werd afgeblazen. Op 23 april kwam de grote aanval. Op verschillende plekken werden militairen afgezet van Britse, Franse troepen en de ANZAC, de gezamenlijke legereenheid van Australië en Nieuw-Zeeland. Omdat die punten strategisch en logisch waren, stonden Turkse militairen de geallieerden daar echter al op te wachten.
Ondanks de tegenstand bleven de geallieerden maandenlang proberen Turkije binnen te trekken, maar de troepen kwamen meestal niet verder dan het strand. Ondanks de herhaaldelijke verzoeken van generaal Hamilton weigerde Kitchener zijn troepen terug te trekken. Toen Hamilton het helemaal niet meer zag zitten werd hij vervangen door generaal Monroe. Omdat deze geen versterkingen kon krijgen, wilde ook hij zich terugtrekken. Kitchener besloot daarop een bezoek te gaan brengen aan het slagveld waar inmiddels duizenden manschappen waren gesneuveld. Na het zien van het slagveld besloot ook hij dat het beter was de troepen terug te trekken. Dat gebeurde eind 1915 in het geheim. Op 9 januari 1916 was de terugtrekking helemaal voltooid.
Aan beide kanten had men circa 250.000 mannen verloren. Voor de geallieerden was de Slag om Gallipoli uitgemond in één van de grootste nederlagen van de Eerste Wereldoorlog.
Atatürk
Tijdens het verzet van de Turken speelde Mustafa Kemal Atatürk een belangrijke rol, als aanvoerder van de Turkse reservetroepen. Hij hield onder meer de ANZAC tegen toen die al tamelijk ver landinwaarts waren getrokken. Atatürk richtte in 1923 de moderne staat Turkije op en was tot zijn dood in 1938 president.
In Australië en Nieuw-Zeeland worden de mannen die bij de slag sneuvelden ieder jaar herdacht op 25 april: ANZAC-dag.
Mustafa Kemal Atatürk (1881-1938) – Stichter seculier Turkije
Boek: Het epos van Gallipoli