Kunsthistorici Perry Schrier en Annelies Kool zijn sinds januari 2022 werkzaam bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) als adviseurs cultuurgoederen WOII. Ze staan het team herkomstonderzoekers met raad en daad bij in het onderzoek naar objecten uit de collectie Nederlands Kunstbezit (NK-collectie). Daarnaast zijn ze verantwoordelijk voor de informatievoorziening naar buiten toe. Hoewel ze allebei jarenlange ervaring hebben met het doen van herkomstonderzoek, blijft dit een onderwerp dat hen raakt. ‘Dan merk je: dit is best heftig.’
Toen in 1997 een proefproject werd geïnitieerd om te inventariseren of het noodzakelijk was om de NK-collectie te onderzoeken, was Perry al aan boord. Al snel werd duidelijk dat systematisch onderzoek naar de gehele NK-collectie noodzakelijk was. Op 1 september 1998 werd daarom Bureau Herkomst Gezocht (BHG) opgericht. Met vijf medeonderzoekers voerde Perry het onderzoek uit, onder leiding van Charlotte van Rappard, het toenmalige hoofd van de Inspectie Cultuurbezit. Hierbij werd gekeken naar de herkomstgeschiedenis van objecten in de periode 1940-1945, waarbij onder andere werd gezocht in de archieven van Stichting Nederlands Kunstbezit. ‘Toen was de overtuiging: het kan nooit langer dan drie jaar duren.’ Uiteindelijk heeft BHG tot 2008 onderzoek uitgevoerd.
Vanaf 2001 kwam Annelies Kool voor een tijdelijke klus bij BHG. Zij voerde daar de gegevens in van de archiefstukken van de roofinstelling Lippmann, Rosenthal & Co, een bank waar Joden tijdens de oorlog hun waardevolle bezittingen in moesten leveren. Een jaar later begon ze als herkomstonderzoeker bij BHG, en daarna, in 2004 bij de Restitutiecommissie.
Gedurende de gehele projectperiode werden er ook informatieverzoeken behandeld. Deze bleven binnenkomen, ook toen het onderzoek naar de NK-collectie was afgerond. Kunsthandelaren, veilinghuizen, musea en particulieren vroegen om informatie over kunstwerken en hun herkomst tijdens de oorlogsjaren. Van 2007 tot 2014 werkte Perry alleen in het Nationaal Archief aan informatievoorziening en het onderhouden van de database waarin alle informatie over cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog wordt bijgehouden.
In 2015 stapte Annelies over van de Restitutiecommissie naar BHG voor een digitaliseringsproject. Het ging hierbij om ongeveer 15.000 aangifteformulieren van kunstwerken die na de oorlog niet uit Duitsland zijn teruggekeerd en nog steeds vermist zijn. Na de oorlog moest iedereen die kunst had verhandeld met de Duitsers of was verloren was daarvan aangifte doen bij de Stichting Nederlands Kunstbezit. ‘Achter ieder aangifteformulier zit een bijzonder verhaal. Er zit nog zoveel in die archiefdozen wat naar buiten moet,’ vertelt Annelies. Het ontsluiten van informatie was het primaire doel.
Het is belangrijk om het grotere verhaal van roofkunst uit de Tweede Wereldoorlog in beeld te brengen.
Als bijkomstigheid vonden Annelies en haar collega’s verschillende werken terug, onder andere in buitenlandse collecties. Zo werd een vermist doek van Van Gogh, genaamd Hut op de hei, in Amerika gesignaleerd. Ondanks de verdachte herkomst van het object – de toenmalige eigenaar gaf aan het schilderij te moeten verkopen om ‘aan contanten te komen in moeilijke tijd (vermogen in beslag genomen)’, zoals het aangifteformulier vermeldt – bevindt het zich bij een particulier in Amerika.
Bij de RCE adviseren Perry en Annelies ook bij het project intensivering herkomstonderzoek cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog. In feite vormen zij het werkgeheugen van het project. Daarnaast krijgen ze vragen over kunstwerken die veilinghuizen ter verkoop willen aanbieden of die musea of particulieren willen verwerven. Hierbij wordt vaak gevraagd of er informatie beschikbaar is over voormalige eigenaren. Er zijn een aantal belangrijke checks die Perry en Annelies uitvoeren bij dit soort vragen. Toch merken ze dat musea nog niet altijd op de hoogte zijn van deze functie. Annelies: ‘Nog niet alle musea weten ons te vinden. Het is de bedoeling dat we de kennis die we in huis hebben meer gaan delen.’ Zo kunnen verwervingen met een dubieuze herkomst worden voorkomen, zodat er geen financiële tegenvaller of reputatieschade volgt.
Perry en Annelies krijgen niet alleen informatieverzoeken, maar ze brengen de informatie ook actief naar buiten door middel van workshops en bijeenkomsten. Bij de workshop herkomstonderzoek gaan deelnemers na een korte introductie over roofkunst zelf met echte objecten en archiefstukken aan de slag. Vaak zijn dit studenten, maar ook onderzoekers van andere instellingen of geïnteresseerden doen er aan mee. ‘Het doel is om mensen ervan bewust te maken dat herkomstonderzoek belangrijk is,’ zegt Perry. ‘En dat merktekens zoals etiketjes en geschreven nummers achterop objecten altijd betekenis hebben, ook al kun je het niet altijd achterhalen.’ Onderzoek doen is voor een groot deel puzzelen. Ook met weinig aanknopingspunten kan je soms een heel eind komen.
Een ander voorbeeld van de manier waarop de kennis naar buiten wordt gebracht is in de vorm van een stadswandeling. Perry en Annelies hebben een route door het centrum van Den Haag gemaakt langs verschillende plaatsen die betrekking hebben op de kunsthandel en het oorlogsverleden. Zo voert de wandeling langs voormalige kunsthandelaren, veilinghuizen en kantoren van Duitse instanties.
Ook worden de twee adviseurs gevraagd voor hun kennis bij tentoonstellingen over dit onderwerp. Het is ook niet verwonderlijk dat Perry en Annelies beschikken over een groot netwerk, zowel landelijk als internationaal. Vanuit België, Amerika, Duitsland en Engeland weet men hen te vinden voor vragen rondom herkomstonderzoek. Ze staan ook in contact met vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap in Nederland. Zo nu en dan komen er bijzondere gasten over de vloer, zoals Robert M. Edsel, de schrijver van het verfilmde boek The Monuments Men.
Ondanks hun jarenlange ervaring met dit onderwerp, blijft het ze raken. Regelmatig zijn Perry en Annelies in contact met nabestaanden van oorlogsslachtoffers of mensen die de oorlog zelf nog hebben meegemaakt. Perry: ‘Je stelt je professioneel op, maar je bent wel een mens en het kan je raken. Aan de andere kant is dat ook een heel mooi element.’ Ze benadrukken dat het gaat om het verhaal achter een object – niet om de financiële waarde. Ook kleine objecten of alledaagse voorwerpen kunnen een grote emotionele betekenis hebben. ‘Het is een stukje teruggeven van de geschiedenis,’ zegt Perry. Annelies vult hem aan: ‘Je geeft kleur en inhoud aan de geschiedenis van mensen die veel of alles verloren hebben’.
Uiteindelijk beslist de minister van OCW of iets wordt gerestitueerd, op advies van de Restitutiecommissie. Toch kan voor nabestaanden aanvullende informatie al een groot effect hebben. ‘Het object vertegenwoordigt een geschiedenis,’ aldus Annelies, ‘de betekenis ervan is niet geldelijk uit te drukken. Wat in een huis staat vertelt iets over wie je bent. Als dat wegvalt is dat een groot gemis.’
Perry: ‘Aan het einde van elk onderzoek zit een zwarte bladzijde, want het loopt niet goed af. Dat is waar je in elk onderzoek tegenaan loopt. Toch is het heel mooi werk, want ondanks die zwarte bladzijde kan je er nog een heel klein lichtpuntje in proberen te vinden door een rechtmatige eigenaar te vinden.’ Ook al verstrijkt de tijd en ligt de Tweede Wereldoorlog steeds verder achter ons, het onderzoek naar de rechtmatige eigenaren van kunstwerken blijft doorgaan. ‘Voorlopig is het werk nog niet afgelopen,’ zegt Perry.
~ Daniël Hendrikse en Silja de Vilder Coombs
Onderzoekers bij het Expertisecentrum Restitutie van het NIOD. Hiervoor waren zij werkzaam bij de RCE.