Waren de jaren vijftig saai, sloom en duf? Dat beeld bestaat wel, maar meerdere historici hebben het al bijgesteld. Tussen 1950 en 1960, zo blijkt uit onderzoek, staken tal van vernieuwingen de kop op dankzij mensen die onorthodox durfden te denken. Sommigen van die vernieuwers zijn legendarisch geworden, anderen zo goed als vergeten.
Voormalig journalist (onder meer oud-hoofdredacteur van NOVA en medebedenker van het geschiedenisprogramma Andere Tijden) Ad van Liempt heeft elf van hen geportretteerd in zijn boek De Roaring Fifties. De vernieuwers van de jaren vijftig. Het gaat om zeer uiteenlopende persoonlijkheden, onder wie rijkswaterstaatambtenaar Johan van der Veen (‘de bedenker van het Deltaplan’), supermarkteigenaar Albert Heijn, de politici Jo Cals en Marga Klompé, kinderboekenschrijfster Annie M.G. Schmidt, hoofdredacteur van het eerste tv-journaal Carel Enkelaar en dichter Remco Campert.
De keuze van deze elf is subjectief, zoals Van Liempt erkent. ‘Er hadden nog heel wat anderen uitgekozen kunnen worden.’ Dat geldt natuurlijk voor elke persoonlijke selectie, het blijft een kwestie van smaak.
Rebelse geesten
Wat de elf gemeen hebben is hun ‘doorzettingsvermogen om door conservatieve weerstand heen te breken’. Het zijn allemaal op hun manier rebelse geesten. De portretten zijn vlot geschreven en informatief. Van Liempt leunt hier en daar wel nogal zwaar op biografieën die ooit van zijn hoofdpersonen zijn verschenen; heel veel nieuws heeft hij niet over ze te melden. Niettemin is dit een belangwekkend en hier en daar ook amusant boek.
De veruit onbekendste van de hier beschrevenen was Mieke Bouman, een vrouw die in 1956 als niet-juriste twee Nederlanders bijstond tijdens een showproces in Jakarta. Zij moesten zich daar verantwoorden wegens vermeende terroristische activiteiten. Van Bouman had ik eerlijk gezegd nog nooit gehoord. Toch is ze volgens Van Liempt kortstondig heel beroemd geweest. Haar naam was ‘niet van de voorpagina’s weg te branden’. Bouman komt uit de karakterschets van Van Liempt naar voren als een eigenzinnig type, een vrouw die zich lang niet altijd door de autoriteiten of door haar omgeving de wet liet voorschrijven.
Hetzelfde geldt voor Egidius (Gied) Joosten, een Limburgse aannemer, die in 1954 het verzet leidde tegen de halsstarrig aan het amateurisme vasthoudende KNVB. Joosten, oprichter van de eerste Nederlandse betaald voetbalclub Fortuna ’54 uit Geleen, verklaarde de voetbalbond de oorlog en ‘won die oorlog’, zoals Van Liempt het formuleert. Nederland kreeg in de tweede helft van 1954 een voetbalcompetitie van professionals. Nou ja, semiprofessionals dan. De salarissen lagen in die beginjaren, bezien met de blik van vandaag, belachelijk laag: 1000 gulden per maand, aldus de in dit boek geciteerde Cor van der Hart.
Net als Bouman komt Joosten uit de aan hem gewijde pagina’s te voorschijn als een dwarsligger, iemand die van de gebaande paden afweek. Met hemzelf liep het niet zo goed af. Zijn bouwbedrijf werd failliet verklaard en hij stierf arm en verbitterd.
Ook de andere personages in dit boek hadden iets onafhankelijks, ze lieten niet door anderen bepalen hoe ze dienden te leven. Verdere gelijkenissen zijn er niet, zij het dan dat ze allemaal in de jaren vijftig doorbraken.
Voorzitter
Overigens moet me van het hart dat ik Mary Zeldenrust-Noordanus, die door Van Liempt ook tot de wegbereiders uit de fifties wordt gerekend, eerder associeer met de jaren zestig. Ze was van 1962 tot 1969 voorzitter van de NVSH, hetgeen uitgebreid in het boek aan de orde komt.
En als ik nog een klein beetje verder mag muggenziften: in het hoofdstuk over Remco Campert is sprake van ‘de Franse Cobra-oprichter Christian Dotremont’. Dat klopt niet. Dotremont was geen Fransman maar een (Franstalige) Belg.
Boek: De roaring fifties. De vernieuwers van de jaren vijftig