Dark
Light

De moderne geschiedenis van Jordanië (1)

4 minuten leestijd
Jordaanvallei - cc
Jordaanvallei - cc

Over Jordanië – dat destijds nog Transjordanië heette – heeft Winston Churchill eens opgemerkt dat het was geschapen met een enkele pennenstreek op een zondagmiddag in 1921. Dat klinkt leuk maar is complete onzin. Het land is beslist niet in één klap ontstaan toen de Britten en Fransen na de Eerste Wereldoorlog wat grenzen tussen de diverse mandaatgebieden aan het trekken waren. Zoveel wordt wel duidelijk bij lezing van The Modern History of Jordan van Kamal Salibi, een historicus die lange tijd was verbonden aan de American University of Beirut.

The Modern History of Jordan van Kamal Salibi
The Modern History of Jordan van Kamal Salibi
Het boek bestaat in wezen uit een beschrijving van de regering van Abdullah I, die het koninkrijk vormde, en van Hussein, die in het Westen vooral bekend is als de goedlachse gentleman die in 1993 een vredesverdrag sloot met Israël. Dat vormt het eindpunt van het boek. De regering van de huidige koning Abdullah II komt dus niet aan bod.

Wat wél aan bod komt, is de voorgeschiedenis: een ingewikkeld verhaal over de Ottomaanse periode, waarin het gebied ten oosten van de rivier de Jordaan niet zo belangrijk was, maar waaraan wel aandacht moet worden besteed omdat toen in Mekka een dynastie van plaatselijke leiders ontstond, de Hashemieten. Dat is de familie waartoe de koningen Abdullah I en Hussein behoren, maar Salibi gaat wel érg gedetailleerd in op de voorgeschiedenis.

Het is beslist interessant, maar in feite niet ter zake. Het illustreert een zwakte die ook aanwezig is in Salibi’s boek over de geschiedenis van Libanon, A House of Many Mansions: de auteur beschrijft alles wat hij heeft ontdekt en biedt zo andere (meer) informatie dan de lezer nodig heeft. Het is geschiedvorsing gebleven en geen geschiedschrijving geworden.

Zoals bekend benutten de Arabieren de Eerste Wereldoorlog om zich onafhankelijk van de Ottomanen te maken. Het idee van de opstand was van Abdullah, die echter wat op de achtergrond bleef; het was zijn broer Feisal die als commandant van de Arabische troepen de haven van Akaba en de beoogde hoofdstad Damascus innam.

Arabische Opstand

Abdullah I van Jordanië
Abdullah I van Jordanië
Beide broers – en ook hun vader Hussein – presenteerden zich graag als Arabieren, maar kenden ook hun weg in Constantinopel en Alexandrië, en hadden allerlei contacten met de Britten. Het beeld van een puur-Arabische opstand is onjuist, maar er zijn altijd partijen geweest die er profijt van hadden het te herhalen: de Hashemieten zelf, die immers een nationale, panarabische opstand leidden; de Britten, die liever verborgen dat ze de Arabieren hadden verraden, en daarom de vele contacten wat verborgen; en later Hollywood, dat liever exotische woestijnkrijgers in lange gewaden toonde dan mannen in westerse kledij.

De Arabische Opstand had succes, maar de Britten hadden de aan de Arabieren beloofde gebieden ook beloofd aan de Fransen, die Feisal verdreven uit Syrië. Vader Hussein speelde met de gedachte zichzelf uit te roepen tot kalief, wat leidde tot grote verontwaardiging en belette dat hij in Mekka de macht kon blijven uitoefenen. In deze verwarde situatie kwam Abdullah aan in Transjordanië, waar hij vier half-functionerende districtsbesturen aantrof, die schoorvoetend het gezag erkenden van de nieuwkomer. De reden was dat de stammen ooit trouw hadden beloofd aan de Hashemitische familie. De stammen trokken zich er weinig van aan dat Hussein van Mekka er niet blij mee was dat zijn ene zoon voor zichzelf begon op het moment dat de andere zoon Syrië verspeelde.

De Britten erkenden Abdullah – Churchills pennenstreek op een zondagmiddag – maar wilden hem klein houden. De nieuwe emir was slim genoeg om de feitelijke machthebbers niet tegen de haren te strijken, mee te buigen en ondertussen zijn eigen plan te trekken. Zijn kleinzoon Hussein zou hetzelfde doen ten opzichte van Israël, het Egypte van president Nasser en uiteindelijk de Verenigde Staten, wat overigens ernstige conflicten niet uitsloot.

Oost-Arabië

Amin al-Husseini
Amin al-Husseini
Salibi’s hoofdstuk “Putting the Country Together” vond ik het boeiendst. Het behandelt de wijze waarop Abdullah langzaam maar zeker iedereen voor zich won. Zijn ambities waren groter dan Transjordanië: hij duidde zijn land aan als “Oost-Arabië”, noemde zijn leger het “Arabische Legioen” en wilde Damascus als hoofdstad. Zo hield hij de panarabische ideeën van de Opstand levend, maar de ambitie maakte Abdullah ook kwetsbaar voor nationalistische verwijten dat hij te weinig deed voor de Arabieren en te veel voor de Britten. Omgekeerd verdachten de Britten de emir van al te grote Arabische sympathieën.

Eén van de kwesties waarin dit tot uiting kwam, was de relatie tot de Arabieren die leefden in het Mandaatgebied Palestina. Omdat Abdullah zijn panarabische claim nooit heeft laten varen, was hij – naar keuze – óf verantwoordelijk voor de aangelegenheden op de westelijke Jordaanoever óf een ergerlijke bemoeial die zich inliet met zaken in andermans mandaatgebied. De Arabieren in Palestina waren verdeeld, waarbij nog kwam dat Abdullah een tegenspeler kreeg in de persoon van Amin al-Husseini, de grootmoefti van Jeruzalem. Door nauwelijks te vermelden dat deze sympathiseerde met het nationaalsocialisme, schetst Salibi een te vriendelijk portret van de Palestijnse nationalist.

Het is dan weer te prijzen dat Salibi ruime aandacht besteedt aan de rol van het Arabische Legioen in de Tweede Wereldoorlog. In 1941 zag het er slecht uit voor de Geallieerden, maar in mei van dat jaar werden de tot dan toe onoverwinnelijke As-mogendheden verslagen in Irak, in een campagne waaraan zowel de Britten als de Transjordaanse troepen deelnamen. De inname van Bagdad verhinderde dat de Arabische wereld gemene zaak ging maken met de Duitsers en garandeerde dat de Geallieerden olie hadden. Ik kende deze analyse niet maar denk dat Salibi gelijk heeft.

De beloning volgde: Abdullah werd erkend als koning van een soevereine staat, Jordanië, die in 1948 werd vergroot door de annexatie van de westelijke Jordaanoever (die in het VN-delingsverdrag aan de Palestijnse Arabieren was toegewezen) en de inname van Jeruzalem (dat onder internationaal gezag zou komen). De symboolwaarde van de verovering van Jeruzalem is nauwelijks te overschatten: het is voor moslims de heiligste stad na Mekka en Medina.

Salibi kon, toen hij The Modern History of Jordan schreef, niet weten dat Abdullah in november 1947 een ontmoeting heeft gehad met Golda Meir, en dat er een overeenkomst lag waarin de twee partijen elkaars belangen erkenden. Niemand wilde een Palestijnse staat onder Amin al-Husseini: de joden niet, de supermogendheden niet en de Arabische leiders niet. (Over de oorlog van 1948 is het boek van Bennie Morris recenter, uitgebreider en – zo krijg ik de indruk – beter.) Wordt vervolgd

~ Jona Lendering

Boek: The Modern History Of Jordan

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.015 actieve abonnees)


Ruim 50.000 geschiedenisliefhebbers ontvangen wekelijks onze gratis nieuwsbrief.

Meld u ook aan

×