Meesterwerk als ‘The Name of the Rose’ verdient beter dan deze serie
Het is met stip één van de beste boeken die ik ooit las: “The Name of the Rose” (1980) van Umberto Eco. Ik las het een eerste keer toen ik zestien was en later leerde ik het nog meer naar waarde schatten toen professor Jozef Janssens (KU-Brussel) ons tijdens de colleges middeleeuwse literatuur liet zien hoe Eco een intertextueel meesterwerk geschreven had, vol symboliek en dubbele bodems. De norm voor historische fictie kwam hierdoor plots een pak hoger te liggen (en zou nog door weinig anderen benaderd worden). Ikzelf hield er een passie voor de Middeleeuwen en kerkgeschiedenis aan over.
Het hoeft dus geen betoog dat ik meteen geïntrigeerd was toen plots de televisieserie “The Name of the Rose“ in mijn Telenet Play-aanbod verscheen. Ik begon te kijken met het boek en de verfilming van Jean-Jacques Annaux uit 1986 in mijn achterhoofd, benieuwd naar hoe de makers van de reeks het meesterwerk zouden hebben verwerkt. Ik kwam van een kale reis terug.
Oppervlakkig
Het originele plot van het boek (en ook de film) is herleid tot een eenvoudig ‘whodunit’, een detective in de Middeleeuwen. Van de gelaagdheid die Eco in zijn boek verwerkt had, en die Annaud in zijn verfilming vrij goed wist te verwerken, is in de reeks hoegenaamd niets terug te vinden. De makers van de reeks hadden natuurlijk niet de luxe dat Umberto Eco zelf het scenario schreef, zoals gebeurde bij de film. Hierdoor bleef de film veel dichter bij het origineel verhaal dan de reeks. Er werden in de reeks verschillende nieuwe verhaallijnen toegevoegd, die dan naar de kijker worden geduid via (verwarrende) flashbacks.
Trailer van de tv-serie:
Tamme personages
De meest markante personages zijn nu zeer vlakke personen. De abt in de reeks is een bange, onzekere figuur, terwijl Eco hem juist neerzette als een sterke persoonlijkheid, de onbetwiste leider van de abdij. In de film schitterend vertolkt door Michael Lonsdale. De William of Baskerville van John Turturro en de Bernardo Gui van Rupert Everett in de reeks blijven ook weinig charismatische figuren. Hebben de scenaristen en de acteurs het boek wel gelezen of op z’n minst de film gezien? Ik betwijfel het.
De kern van het verhaal
Wat me nog het meeste stoorde aan de reeks was het bijna volledig verdwijnen van de eigenlijke kern van het originele verhaal. Het misdaadverhaal komt pas tot zijn recht tegen de historische context. En net die context is herleid tot het minimum. Zo speelt het hele verhaal zich af tegen de achtergrond van een dubbele ideologische discussie die in de vroege veertiende eeuw in de Rooms-Katholieke Kerk woedde. Er was enerzijds het conflict tussen paus Johannes XXII en de Franciscanen. Deze orde zwoer bij een leven in armoede, omdat volgens hen ook Jezus zelf de armoede verkoos boven de rijkdom. De kerkelijke overheid, met de paus en de bisschoppen vooraan, wilden natuurlijk geen afstand doen van hun rijkdommen en bezittingen. Dit verhaal hebben de makers van de reeks aan de oppervlakte gehouden.
Maar het echte motief voor de moorden komt pas helemaal op het einde bovendrijven: het tweede verloren gewaande boek van de Poetica van Aristoteles over de komedie. Tijdens de conferentie over de armoede van Christus sijpelde ook de discussie binnen over het feit of Christus tijdens zijn leven al dan niet zelf gelachen zou hebben. Dit komt heel uitgebreid aan bod in het boek en ook in de film in 1986. Er ontstaat een discussie over tussen William of Baskerville en de bibliothecaris, de blinde Jorge van Burgos. Maar die discussie komt in de reeks niet aan bod. Het Boek van de Lach, zoals William of Baskerville het noemt, komt pas in de laatste aflevering ter sprake als een soort deus-ex-machina om het scenario van de reeks toch gelijk te schakelen met het boek. Als kijker van de reeks krijg je nu plots dat boek voorgeschoteld als motief voor de moorden, zonder er de echte betekenis van te kennen. En dat is jammer.
Besluit: gemiste kans
Met een productiebudget van 30 miljoen euro hadden de makers meer kunnen doen. Een achtdelige televisiereeks met afleveringen van een uur had, nog meer dan een film van anderhalf uur, de complexiteit van het boek kunnen verwerken. Het meesterwerk van Eco had in die ac uren pas echt tot zijn recht kunnen komen. De diepere symboliek en intertextualiteit van het boek hadden zo toegankelijker gemaakt kunnen worden voor het brede publiek. Want, laat ons eerlijk zijn, Eco’s werken zijn voer voor de geoefende lezers.
Blijkbaar dacht ook hoofdrolspeler John Turturro er zo over, ook al had hij het boek nog nooit gelezen voor hij het scenario las. Op Variety.com lezen we in een interview met hem:
“Ik las het boek en was verkocht. Ik schreef Giacomo (de regisseur) om hem te vragen waarom er zo weinig Eco in zat. ‘Het zijn acht uren, je hoeft niet te reduceren’. Ik liet hem weten dat ik interesse heb als hij meer Eco in de serie zou stoppen.”
Uit het interview met Turturro in Variety kunnen we afleiden dat er tijdens de productie nog aan het script gesleuteld is. Turturro heeft echte quotes uit het boek gebruikt in zijn rol. Maar zijn hoop dat de reeks alsnog iets van Eco’s finesse zou hebben overgehouden is wat mij betreft ijdele hoop gebleken. Die finesse heb ik dan toch helemaal gemist.
Eco’s boeken lees je best met een handleiding. De reeks had die handleiding kunnen zijn. Als de makers van de reeks dan toch “The Name of the Rose” opnieuw tot leven wilde brengen hadden ze beter het voorbeeld gevolgd van Dan Brown’s Inferno, waarin hij zijn hoofdrolspeler Thomas Langdon de “Divina Commedia” van Dante laat gebruiken als leidraad in een onderzoek. Zo’n scenario geeft zin om de Divina zelf weer te gaan lezen. En dat had met “The Name of The Rose” ook kunnen gebeuren.
Wie de reeks wil bekijken doet dit dus best zonder vooraf het boek te lezen of de film te bekijken. Dan zal je wellicht meer plezier beleven dan ik.