Tithonus is een figuur uit de Griekse mythologie. Volgens Homerische hymne aan Aphrodite liet de Griekse godin Eos haar oog op een dag op deze koningszoon vallen. Ze schonk hem hierna het eeuwige leven, zodat ze voor altijd bij hem kon zijn. Toch waren de twee hierna niet verzekerd van eeuwigdurend geluk…
Volgens de legende was Tithonus een zoon van de mythische Trojaanse koning Laomedon en diens echtgenote Strymo, de dochter van de riviergod Skamandros. Eos, de godin van de dageraad, werd op een dag verliefd op Tithonus en besloot hem te ontvoeren. De godin, bij de Romeinen bekend onder de naam Aurora, nam de prins mee naar Ethiopië, waar ze vervolgens het leven schonk aan Emathion en Memnon.
Omdat Eos voor altijd bij Tithonus wilde zijn, benaderde ze de oppergod Zeus met de vraag of hij haar sterfelijke prins het eeuwige leven wilde schenken. Dit verzoek werd ingewilligd, maar al snel bleek dat Eos iets over het hoofd had gezien. Tithonus had dan wel het eeuwige leven, de eeuwige jeugd had hij niet. Naarmate de jaren vorderden werd de geliefde van de godin dus steeds ouder en strammer. En hij kletste haar de oren van het hoofd. Uiteindelijk leek de verschrompelende prins in vrijwel niets nog op de krachtige, mannelijke man waarop ze ooit verliefd was geworden.
Transformatie
Eos riep opnieuw de hulp van Zeus in, maar die liet weten niets meer voor haar te kunnen betekenen. Uiteindelijk was Tithonus zo oud geworden dat hij niet verder wilde leven. Maar sterven kon hij vanwege het goddelijke besluit niet. Volgens een lezing werd de ongelukkige prins hierna veranderd in een sprinkhaan of krekel. Volgens de mythe zou dat ook de reden zijn waarom deze dieren onophoudelijk tsjirpen in het gras. Een ander verhaal meldt dat de grijsaard door de godin werd opgesloten in een slaapkamer.
Bronnen â–¼
-Griekse mythen – Imme Dros (Athenaeum, 2020) p.126-163
-Griekse mythologie – C. Scott Littleton (Librero) p.169
-De grote mythologie encyclopedie – Arthur Cotterell red. (Veltman) p.41
-De heimweefabriek – Douwe Draaisma (Historische uitgeverij) p.15